ECLI:NL:RBMNE:2021:1626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/3894
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot stopzetting kindgebonden budget in verband met beëindiging kinderbijslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in [land 1], en de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst waarin zijn voorschot kindgebonden budget per 1 april 2020 op nihil was vastgesteld. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die de kinderbijslag voor de dochter van eiser per dezelfde datum had stopgezet. Eiser was van mening dat hij recht had op het kindgebonden budget, omdat hij al sinds de geboorte van zijn dochter kinderbijslag ontving. Hij stelde dat de Svb ten onrechte zijn kinderbijslag had stopgezet en dat hij niet in staat was om de benodigde informatie van het Franse Caisse d’allocations familiales (CAF) te verkrijgen.

De rechtbank overwoog dat het recht op kindgebonden budget is gekoppeld aan het recht op kinderbijslag. Aangezien de Svb had vastgesteld dat eiser per 1 april 2020 geen recht meer had op kinderbijslag, kon de Belastingdienst niet anders beslissen dan het kindgebonden budget ook stop te zetten. De rechtbank erkende de moeilijkheden van eiser, maar concludeerde dat de Svb eerst moest vaststellen wat de Franse kinderbijslag betekende voor het recht op Nederlandse kinderbijslag. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. E. Diele. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3894

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], [land 1], eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S. di Vincenzo).

Procesverloop

In het besluit van 23 juli 2020 heeft verweerder eisers voorschot kindgebonden budget per 1 april 2020 op nihil vastgesteld.
In het besluit van 26 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021 via Skype. Eiser is, hoewel hij daartoe per aangetekend verzonden brief is uitgenodigd, niet op de online zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser woont in [land 1]. Zijn dochter woont met haar moeder in [land 2]. Op 27 december 2019 heeft verweerder aan eiser een voorschot kindgebonden budget toegekend van € 4.455,- voor 2020.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft het voorschot kindgebonden budget herzien van € 4.455,- naar € 1.114,- en heeft daarbij het voorschot per 1 april 2020 op nihil (€ 0,-) vastgesteld. De reden daarvoor is dat verweerder op 17 juni 2020 van de Sociale verzekeringsbank (Svb) een melding heeft gekregen dat eiser per 1 april 2020 geen recht meer heeft op kinderbijslag voor zijn dochter.
Wat vindt eiser?
3. Eiser vindt dat hij wel recht heeft op kindgebonden budget. Volgens hem heeft de Svb zijn kinderbijslag ten onrechte stopgezet. Voor zijn dochter heeft hij al sinds haar geboorte recht op kinderbijslag. Verder kan hij de door de Svb gevraagde informatie niet geven, omdat het Franse Caisse d’allocations familiales (CAF) hem de informatie over de Franse kinderbijslag niet wil verstrekken. Zijn dochter krijgt € 39,- per maand van het CAF en dat is volgens eiser te weinig. Dit is onrechtvaardig, omdat zij geld nodig heeft om schoolspullen te kopen en eiser voor zijn dochter eerst kinderbijslag en kindgebonden budget ontving.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Op grond van de wet [1] heeft een ouder aanspraak op een kindgebonden budget voor een kind voor wie aan die ouder kinderbijslag wordt betaald. Het recht op kindgebonden budget is dus gekoppeld aan het recht op kinderbijslag. De Svb stelt het recht op kinderbijslag vast en verweerder mag daar niet vanaf wijken. Dat volgt ook uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter. [2]
5. Eiser heeft in maart 2020 en mei 2020 niet gereageerd op informatieverzoeken vanuit de Svb. Met die verzoeken wilde de Svb vaststellen of sprake is van een samenloop met de Franse kinderbijslag en of eiser teveel Nederlandse kinderbijslag ontvangt. Omdat eiser niet heeft gereageerd, heeft de Svb de kinderbijslag van eiser per 1 april 2020 stopgezet. Door de koppeling in de wet tussen kinderbijslag en kindgebonden budget mocht verweerder niet anders beslissen dan dat eiser per die datum ook geen recht meer heeft op kindgebonden budget.
6. Eiser vindt dit onrechtvaardig omdat hij voor zijn dochter nu minder geld krijgt. Dat begrijpt de rechtbank. Toch is het zo dat de Svb eerst zelf moet vaststellen wat de kinderbijslag van het CAF betekent voor het recht op Nederlandse kinderbijslag dat eiser misschien heeft. Dat het eiser zelf niet lukt om de nodige informatie van het CAF te krijgen is vervelend. Maar de Svb moet de informatie over de Franse kinderbijslag opvragen en uit het dossier blijkt ook dat dat gebeurd is. Mocht eiser recht hebben op kinderbijslag waardoor hij ook weer recht heeft op kindgebonden budget, dan zal verweerder dat aan de hand van de gegevens van de Svb vaststellen. Verweerder heeft ter zitting ook toegezegd dat te zullen doen, als dat aan de orde is.
Wat is de conclusie?
7. De conclusie is dat eiser geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1856, rechtsoverweging 3.2.