ECLI:NL:RBMNE:2021:1644
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onterecht ontvangen uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres ontving ten onrechte uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW) en de Toeslagenwet (TW) over de periode van 1 november 2019 tot en met 29 februari 2020. Het UWV had vastgesteld dat eiseres ziek was op de eerste werkloosheidsdag en dat zij te veel uitkering had ontvangen. Eiseres had ook een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen, maar het UWV had niet de juiste inkomsten uit haar dienstverband in aanmerking genomen, wat leidde tot een onterecht hoge uitkering.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om de uitkeringen terug te vorderen. Tijdens de zitting op 26 maart 2021 heeft eiseres verklaard dat zij vermoedde dat de hoogte van de uitkering niet klopte en dat zij het teruggevorderde bedrag inmiddels volledig had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestond over de hoogte van de ontvangen bedragen en dat eiseres ten onrechte uitkeringen had ontvangen.
De rechtbank heeft overwogen dat herziening van de uitkering met terugwerkende kracht alleen mogelijk is als de verzekerde redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij geen recht had op de uitkering. Aangezien eiseres op de hoogte was van de voorlopige aard van de uitkeringen en had aangegeven dat zij vermoedde dat de uitkering te hoog was, oordeelde de rechtbank dat het UWV terecht de uitkeringen had herzien en teruggevorderd. Eiseres heeft niet aangetoond dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.