In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 april 2021, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op haar aanvragen. Eiseres had haar aanvragen op 25 maart 2020 ingediend, maar het UWV had niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn van acht weken beslist. Eiseres stelde dat het UWV in gebreke was en verzocht om een beslissing. Het UWV had echter de beslistermijn opgeschort wegens overmacht, veroorzaakt door de coronamaatregelen, en stelde dat zij niet in staat waren om een beslissing te nemen zonder een fysiek onderzoek.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht een beroep heeft gedaan op overmacht. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts de noodzaak van een fysiek onderzoek moet beoordelen en dat in dit geval dossieronderzoek niet voldoende werd geacht. Eiseres had op 28 juli 2020 zelf een onderzoek bij de verzekeringsarts ondergaan, maar de rechtbank concludeert dat het UWV aan zijn verplichtingen heeft voldaan door tijdig te communiceren over de verlenging van de beslistermijn.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de ingebrekestelling van eiseres te vroeg is ingediend, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep. Het beroep wordt daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de impact van de coronamaatregelen op de besluitvorming van bestuursorganen en de noodzaak voor betrokkenen om de juiste procedures te volgen.