ECLI:NL:RBMNE:2021:1668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/4200
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] te [woonplaats 1], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten hoogheemraadschap Utrecht, waarin de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2020 was vastgesteld op € 304.000,-. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 225.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde had onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de waarde was bepaald aan de hand van vergelijkingen met referentiewoningen van hetzelfde type. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was en dat er rekening was gehouden met de verschillen in staat van onderhoud en gedateerdheid van de woning ten opzichte van de referentiewoningen. Eiser had zijn stellingen niet voldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4200

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats 1], eiser

(gemachtigde: A. Öztürk)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [woonplaats 1] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 304.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 11 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 19 april 2021.

Overwegingen

1.De woning is een in 1979 gebouwde twee-onder-één-kap woning met berging. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 120 m2 en ligt op een kavel van 296 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 225.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte, gedateerdheid en onderhoud. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerde staat en de onderhoudstoestand van de woning. De referentiewoningen waren naar zijn oordeel ten tijde van de verkoop in een veel betere staat. Hij heeft dit niet nader onderbouwd. Verweerder heeft in de door hem overgelegde taxatiematrix de staat van onderhoud van de woning als matig en de voorzieningen als verouderd gewaardeerd. De referentiewoningen scoren op deze kenmerken respectievelijk voldoende/verouderd, voldoende/normaal, matig/ verouderd en voldoende/matig. Voor de referentiewoning [adres 2] te [woonplaats 2], die evenals de woning als matig/verouderd is aangemerkt, leidt verweerder uit de verkoopprijs een woningwaarde per m2 af van € 1.985,-. Voor de waardering van de woning heeft hij € 1.672 gehanteerd. De gemiddelde woningwaarde per m2 van de referentiewoningen bedraagt
€ 1.889,-. Dat is € 217,- hoger dan bij de woning is gehanteerd. Bij een gebruiksoppervlakte van 120 m2 vertegenwoordigt dat een waarde van € 26.000,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het verschil in staat van onderhoud en gedateerdheid. De beroepsgrond slaagt niet.
8.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat