Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 augustus 2020 met producties 1 tot en met 7.3;
- de conclusie van antwoord;
- een bericht van de vrouw van 12 april 2021 met producties 1 en 2;
- de mondelinge behandeling van 16 april 2021, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden. De man en de vrouw zijn in persoon verschenen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Op de mondelinge behandeling hebben beide advocaten een pleitnota overgelegd.
2.De feiten
Bij echtscheiding en scheiding van tafel en bed worden de door de echtgenoten opgebouwde pensioenaanspraken verevend conform het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Bij die verevening zullen de voor het huwelijk opgebouwde pensioenrechten niet worden betrokken.”
De vrouw ziet jegens de man en zijn vennootschap af van welke aanspraak op pensioenverevening of – verrekening van het door de man als DGA in zijn vennootschap opgebouwde pensioen en hiernaast doet zij afstand van haar eventuele aanspraken op nabestaandenpensioen. Waar al dan niet om fiscale redenen hiertoe nog nader formaliteiten vervuld moeten worden, zal de vrouw daaraan meewerken, zoals het op eerste verzoek van de man een formulier mede ondertekenen, waarin zij er mee instemt dat het pensioen van de man in eigen beheer wordt omgezet in een ODV (oudedagsvoorziening) van de man. Partijen zullen de door de vrouw ten tijde van het huwelijk opgebouwde pensioenrechten verevenen conform de wettelijke standaardregeling met uitzondering van de pensioendelen van de vrouw geïdentificeerd in het pensioenoverzicht van [A] d.d. 15-08-2018 als [.] en [..] met respectievelijk waardes EUR 171 en EUR 2.167 = EUR 2.338 ouderdomspensioen. Deze twee items verblijven zonder nadere verrekening aan de vrouw.”
3.Het geschil tussen partijen
4.De overwegingen
conform de wettelijke standaardregeling. De standaardregeling staat genoemd in artikel 3 van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding (WVPS). Dit artikel houdt in dat de pensioenrechten worden verevend zodanig dat ieder van partijen recht heeft op de helft van het - in dit geval - door de vrouw tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen. Onlosmakelijk onderdeel van de standaardregeling is de beperking uit lid 3; de pensioenrechten waarvan het bedrag dat de pensioenuitvoerder aan de vereveningsgerechtigde zou moeten betalen minder is dan € 474,11 (geïndexeerd naar 2018) [1] worden niet verevend. Het gaat hier om zogenoemde ‘kleine pensioenen’. De ratio achter deze beperking is dat verevening van kleine pensioenen (te) veel rompslomp geeft.
wettelijke standaardregeling. De pensioenrechten van de vrouw die op grond van het echtscheidingsconvenant conform de standaardregeling moeten worden verevend, zijn allemaal zogenoemde ‘kleine pensioenen’. Gelet op de letterlijke tekst van het echtscheidingsconvenant zou kunnen worden aangenomen dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat de kleine pensioenen van de vrouw niet verevend worden.
beidepartijen was om, hoewel de letterlijke tekst verwijst naar een verevening conform de standaardregeling, desalniettemin van die standaardregeling af te wijken. Als dat zo was geweest, dan had het in de rede gelegen daar (expliciet) andere afspraken over te maken. Dit geldt te meer nu de zogenoemde kleine pensioenen veel voorkomen en bepaald niet uitzonderlijk zijn.