ECLI:NL:RBMNE:2021:1805

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/2350
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen de weigering van bekendmaking van een omgevingsvergunning

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 november 2020, waarin het beroep van de opposant ongegrond werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van de gemeente Weesp om een omgevingsvergunning bekend te maken. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de reguliere voorbereidingsprocedure niet van toepassing was, waardoor er geen rechtsplicht bestond voor de gemeente om de vergunning bekend te maken. De opposant is in verzet gegaan en heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zonder zitting heeft geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak. Tijdens de zitting op 16 februari 2021 heeft de opposant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was en of er inderdaad geen zitting nodig was. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk discussie bestaat over de vraag of de aanvraag van de opposant onder de reguliere procedure of de uniforme openbare voorbereidingsprocedure valt, afhankelijk van de ligging van het pand. De rechtbank verklaart het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek in de beroepsprocedure wordt hervat. Tevens worden de proceskosten van de opposant vergoed. De rechtbank heeft op 1 april 2021 een rectificatie gedaan, omdat in de eerdere uitspraak een kennelijke misslag was gemaakt met betrekking tot de gemeente die veroordeeld werd tot het betalen van de proceskosten. De rectificatie is in het dictum vetgedrukt opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/2350-V rectificatie 01-04-2021 pagina 2 en 3

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2021 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. M. Gideonse).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen de (fictieve) weigering van verweerder om tot bekendmaking van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning over te gaan.
In de uitspraak van 6 november 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2021. Opposant is verschenen, samen met zijn gemachtigde. Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp is [A] verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 november 2020 het beroep ongegrond verklaard, omdat de reguliere voorbereidingsprocedure voor de aanvraag van opposant niet geldt en daarom ook geen vergunning van rechtswege kan zijn ontstaan. Er is om die reden voor verweerder ook geen rechtsplicht ontstaan om de vergunning bekend te maken. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 6 november 2020 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 6 november 2020 niet juist omdat niet kon worden afgezien van een zitting. Met de stelling dat duidelijk was dat sprake is van de uitgebreide procedure, is de rechtbank te kort door de bocht gegaan. Opposant heeft zijn aanvraag van 16 januari 2020 inderdaad ingestoken in het kader van de uitgebreide procedure. De aanvraag is evenwel op verzoek van het college door opposant aangepast op een functiewijziging als bedoeld in artikel 4, lid 9, Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) oftewel reguliere procedure. Opposant heeft de rechtbank bij brief van 15 september 2020 hierop gewezen. Verweerder heeft aanvankelijk de reguliere procedure van toepassing geacht en pas later aangegeven dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) van toepassing is. Dat verweerder met de reguliere procedure fout zat, kan niet worden gevolgd omdat verweerder bewust heeft gekozen voor een functiewijziging op grond van artikel 4, lid 9, bijlage II van de Besluit omgevingsrecht (Bor). Opposant stelt dat het pand binnen de bebouwde kom is gelegen wat betekent dat de functie van het gebouw in een reguliere procedure mag worden gewijzigd
Ter zitting voert verweerder aan dat in verband met artikel 4, lid 9, bijlage II van de Bor gekeken moet worden of het pand binnen of buiten de bebouwde kom staat. Als het pand buiten de bebouwde kom staat is er ontheffingsmogelijkheid. Verweerder verwijst hierbij naar een kaart op Google Maps. Uit deze kaart blijkt volgens verweerder dat het pand buiten de bebouwde kom staat. Ter onderbouwing verwijst verweerder naar jurisprudentie die opposant aanhaalt in zijn verzetschrift.
4. Voor de vraag of op de aanvraag van opposant een reguliere of UOV-procedure van toepassing is, is relevant of het pand binnen of buiten de bebouwde kom is gelegen. Hierover bestaat discussie. De rechtbank heeft om die reden het beroep niet vereenvoudigd kunnen afdoen.
5. De rechtbank verklaart het verzet gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van
6 november 2020 vervalt en de rechtbank het onderzoek in de beroepsprocedure hervat in de stand waarin het zich bevond, voordat die uitspraak werd gedaan (artikel 8:55 lid 9 Awb).
6. Omdat het verzet gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door opposant gemaakte proceskosten in verzet. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 262,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Rectificatie

d.d. 01.04.2021 Naar aanleiding van een brief van opposant van 19 maart 2021, waarin om rectificatie
wordt verzocht van deze uitspraak, heeft de rechter op 01-04-2021 vastgesteld dat zijn uitspraak van 10 maart 2021 een kennelijke misslag bevat die zich voor eenvoudig herstel leent. Die misslag heeft betrekking op de gemeente die is veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. In de uitspraak staat vermeld dat dit (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Soest is, maar dit moet zijn de gemeente Weesp. Ook is door opposant terecht opgemerkt dat er geen sprake is van opposanten. Ook op dit punt is de uitspraak gerectificeerd. De rectificatie is in het dictum vetgedrukt.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond;
Rectificatie
d.d. 01-04-2021
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Weespin de proceskosten van
opposantvan € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2021.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Ondertekening gerectificeerd exemplaar

griffierrechter

De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen