ECLI:NL:RBMNE:2021:1836
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een uitspraak van de heffingsambtenaar, die het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard op 4 juli 2020, omdat er geen machtiging was overlegd. De eiser stelde dat hij recht had op een zelfstandig bezwaar- en beroepsrecht volgens artikel 225, vierde lid, van de gemeentewet, omdat hij de feitelijke parkeerder was en de kentekenhouder geen bezwaar maakte.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd moest worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft de heffingsambtenaar opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door de heffingsambtenaar betaald moet worden. De kosten zijn vastgesteld op € 525,-, omdat de eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. Ook moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 48,- aan de eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.