ECLI:NL:RBMNE:2021:1918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20/4696
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake NOW3.1-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot de NOW3.1-regeling. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van deze regeling, die bedoeld is om werkgevers te ondersteunen in het behoud van werkgelegenheid tijdens de coronacrisis. De minister had op 24 november 2020 besloten dat eiseres recht had op een tegemoetkoming van € 6.527,-, waarvan een voorschot van € 5.220,- werd verstrekt. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd op 10 december 2020 ongegrond verklaard.

De zitting vond plaats via een Skype-verbinding, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door de heer [A]. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat de NOW3.1-regeling niet bedoeld is om alle loonkosten te dekken, maar slechts een tegemoetkoming biedt. De referentiemaand voor de regeling was juni 2020, en de rechtbank concludeerde dat de minister terecht had vastgesteld dat eiseres recht had op de genoemde tegemoetkoming.

De rechtbank heeft eiseres gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak, mocht zij het daar niet mee eens zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak zal binnen twee weken worden verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4696

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

7 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [vestigingsplaats] , eiseres

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Procesverloop

Met het primaire besluit van 24 november 2020 heeft verweerder bepaald dat voor het loonheffingennummer: [loonheffingennummer] de aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de derde tranche van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW3.1-regeling) is toegekend voor de periode van 1 november 2020 tot en met 31 januari 2021. Eiseres krijgt een tegemoetkoming van € 6.527,-. Daarvan betaalt verweerder een voorschot van € 5.220,-. Bij de berekening is verweerder uitgegaan van de loonsom in het aangiftetijdvak juni 2020.
Met de beslissing op bezwaar van 10 december 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2021 door middel van een Skype-verbinding. Namens eiseres is de heer [A] verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De NOW3.1-regeling is bedoeld als tegemoetkoming en niet om voor 100% alle
loonkosten te dekken. In de NOW3.1-regeling is in hoofdstuk 2 opgenomen dat de referentiemaand juni 2020 is en de peildatum 26 augustus 2020. Uit de Nota van toelichting blijkt dat voor alle drie de tranches van de NOW3-regeling is gekozen voor juni, omdat dat de meest representatieve maand is waarbij de loongegevens waren vastgesteld in de polisadministratie van het UWV. Verder blijkt uit de Nota van toelichting dat de NOW3-regeling niet erop is gericht om risico’s van uitbreiding van het personeelsbestand af te dekken. Dat betekent dat verweerder geen rekening hoeft te houden met de daadwerkelijke loonkosten van eiseres en dit niet hoeft te corrigeren. De rechtbank overweegt dat het op dit moment onduidelijk is hoe het gaat verlopen ten aanzien van de subsidievaststelling.
3. De conclusie is dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres op grond van de
NOW3
.1-regeling voor de periode van 1 november 2020 tot en met 31 januari 2021 recht heeft op een tegemoetkoming op basis van € 6.527,-. Daarvan betaalt verweerder een voorschot van € 5.220,-.
4. De rechtbank behandelt vandaag niet het besluit op bezwaar tegen de afwijzing van de
aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de NOW3.2-regeling (vierde tranche), maar wilt aan eiseres meegeven dat hiervoor dezelfde uitgangspunten als bij de NOW3
.1-regeling gelden. Het is aan eiseres om te beslissen of zij daartegen beroep wenst in te stellen. De beroepstermijn daarvan loopt nog.
5. Aangezien het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen
aanleiding.
6. De rechtbank stuurt binnen twee weken een proces-verbaal van de mondelinge
uitspraak. Verder heeft de rechtbank eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep
als zij het niet eens is met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
7 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.