6.6.Op 18 december 2019 heeft eiser een omgevingsvergunning gekregen voor het verlengen van de instandhoudingstermijn voor tijdelijk gebruik voor de woningen. In die vergunning, die loopt tot 22 februari 2027 is aangegeven dat na deze datum tijdelijke verlenging niet meer mogelijk is.
7.De voorschriften in een bestemmingsplan vormen een waardebepalende factor bij de bepaling van de waarde in het economisch verkeer. Een potentiële koper zal minder betalen voor de woningen als hij weet dat de woonbestemming maar tot 2022 is vergund. Een toekomstige bestemmingsplanwijziging zal in zijn afwegingen een waardeverhogende factor zijn, die weer wordt gedrukt door de onzekerheden waarmee die bestemmingsplanwijziging is omgeven. De voorbereiding en realisatie van een bestemmingsplanwijziging is een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 18, derde lid, letter a Wet WOZ. Om die reden beoordeelt de rechtbank de kennis waarover een potentiële koper kon beschikken naar de toestandsdatum, respectievelijk 1 januari 2018 en 1 januari 2019.
8.Op de toestandsdatum 1 januari 2018 was de brochure over de plannen met de [zone] gepubliceerd (6.1) en waren de omgevingsvergunningen voor de duur van vijf jaar verleend voor verbouwing van kantoor tot woningen (6.2).
Op de toestandsdatum 1 januari 2019 was daarnaast ook de Omgevingsvisie [zone] , deel 1 Ruimtelijke Agenda vastgesteld en was er een voorbereidingsbesluit voor de duur van één jaar genomen ter voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan.
9.Het voorgaande betekent dat een potentiële koper op beide data uit zou gaan van een waardedruk in verband met de toekomstige onzekerheid over de realisatie van een nieuw bestemmingsplan dat wonen toestaat in het gebied. Eiseres voert daarnaast aan dat de woningen niet voldoen aan het Bouwbesluit en daarom ook bij wijziging van het bestemmingsplan gesloopt moeten worden. Die stelling heeft eiseres niet onderbouwd. Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat de kans dat een nieuw bestemmingsplan niet wordt gerealiseerd vrijwel nihil is, gelet op de verleende omgevingsvergunning van 17 december 2019, evenals de kans dat de woningen gesloopt moeten worden. Hij heeft de woningen vergeleken met woningen die zijn gelegen in een gebied waar een woonbestemming geldt. In de vergelijking heeft hij naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met een waardedruk in verband met het geldende bestemmingsplan en de onzekerheid met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen op de geldende toestandsdata. Daarnaast kon verweerder geen rekening houden met de op 17 december 2019 verleende omgevingsvergunning, omdat die op de toestandsdata nog niet was verleend. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom de door hem verdedigde waardes niet aannemelijk gemaakt.
10.Het beroep is gegrond en de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd.
11.De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiseres de door haar voorgestane waardes aannemelijk maakt. Ook eiseres slaagt niet in de op haar rustende bewijslast. Eiseres bepleit een totale waarde van € 4.800.000,- voor alle woningen tezamen. Daarbij maakt zij niet inzichtelijk hoe deze waarde is bepaald en hoe deze waarde moet worden uitgesplitst over de afzonderlijke woningen.
12.Nu beide partijen de waardes die zij voorstaan niet aannemelijk hebben gemaakt, zal de rechtbank de waarde schattenderwijs vaststellen. Daartoe zal de rechtbank eerst de overige beroepsgronden van eiseres bespreken.
13.Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het aandeel in de reserve van de vereniging van eigenaren (VvE) dat in de koopprijs van de referentiewoningen is begrepen. Uit de taxatiematrix die verweerder heeft overgelegd blijkt dat verweerder het aandeel in de VvE-reserve uit de koopprijs heeft geëlimineerd. De beroepsgrond slaagt niet.
14.Eiseres voert voorts aan dat, nu de woningen voor tijdelijke verhuur zijn bestemd, het niveau van kwaliteit en onderhoud veel lager is dan van een gemiddeld appartement dat voor eigen bewoning wordt aangekocht. Zo zijn de plafonds niet afgewerkt en van kaal beton. Verweerder heeft naar haar oordeel met dit verschil onvoldoende rekening gehouden. Verweerder heeft de woningen, die recent zijn gerealiseerd en dus nog weinig onderhoud behoeven, vergeleken met appartementen die zijn gebouwd in de zestiger jaren.
UTR 20/771: Herrekend naar de waardepeildatum 1 januari 2017 bedraagt de gemiddelde woningwaarde per m2 van de referentiewoningen € 1807,-. Voor de woningen heeft verweerder, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, prijzen gehanteerd tussen de € 1.504,- en € 1.545,-. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ruim voldoende rekening gehouden met het verschil in kwaliteit en onderhoud.
UTR 20/904:Herrekend naar de waardepeildatum 1 januari 2018 bedraagt de gemiddelde woningwaarde per m2 van de referentiewoningen € 1.983,-. Voor de woningen heeft verweerder, afhankelijk van de gebruiksoppervlakte, prijzen gehanteerd tussen de € 1.893,- en € 1.932,-. Verweerder heeft geen verklaring gegeven waarom het verschil aanzienlijk kleiner is dan in het voorgaande jaar. Verweerder heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden met het verschil in kwaliteit en onderhoud van de woningen ten opzichte van de referentiewoningen.
15.Eiseres voert verder aan dat verweerder de door haar op grond van artikel 40 Wet WOZ in de bezwaarfase opgevraagde stukken niet heeft overgelegd. Nu het beroep in beide zaken gegrond is en verweerder daardoor in de door eiseres gemaakte proceskosten zal worden veroordeeld, kan bespreking van deze beroepsgrond achterwege blijven. Het slagen van deze beroepsgrond kan eiseres immers niet in een gunstiger positie brengen.
16.Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden zal de rechtbank de waardes schattenderwijs vaststellen. De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder de aanslagen onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert.
UTR 20/771
De rechtbank zal de door verweerder vastgestelde waardes verlagen, rekening houdend met een waardedruk van 35% ten gevolge van de tijdelijkheid van de vergunning en de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkelingen, afgerond op duizend.
UTR 20/904
De rechtbank zal de door verweerder vastgesteld waardes verlagen met € 20.000,- vanwege het verschil in kwaliteit met de referentiewoningen en vervolgens met 30% ten gevolge van de tijdelijkheid van de vergunning en de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkelingen, afgerond op duizend. De rechtbank stelt vast dat op de toestandsdatum 1 januari 2019 in de ontwikkeling naar een nieuw bestemmingsplan een tweetal besluiten zijn genomen, zoals verwoord in rechtsoverweging 8, die rechtvaardigen dat de rechtbank een iets lagere waardedruk (van 30%) toepast ten opzichte van de toestandsdatum 1 januari 2018.
17.Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
18.De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Daarbij gaat de rechtbank voor de beroepsfase uit van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De zaken zijn tegelijk op zitting behandeld, de beroepsgronden zijn dezelfde en eiseres heeft voor beide zaken één reactie op het verweerschrift ingediend, door haar aangeduid als nota van repliek. Deze laatste komt niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking nu de rechtbank eiseres niet heeft verzocht om een repliek. De rechtbank rekent aan iedere zaak de helft van de kosten van beroep toe. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als volgt vast:
UTR 20/771
Voor de bezwaarfase € 530,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-, met wegingsfactor 1) en voor de beroepsfase € 525,- (de helft van: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,-, met wegingsfactor 1). In totaal € 1055,-
UTR 20/904
Voor de bezwaarfase € 530,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-, met wegingsfactor 1) en voor de beroepsfase € 525,- (de helft van: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,-, met wegingsfactor 1). In totaal € 1055,-.