In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1968, die lijdt aan een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling via Skype gehouden, waarbij verschillende deskundigen en de betrokkene zelf zijn gehoord. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat er slechts een vermoeden van een stoornis bestaat en dat de zorgmachtiging niet bedoeld is om een diagnose vast te stellen. De behandelend psychiater en een onafhankelijk psychiater hebben aangegeven dat een zorgmachtiging kan helpen bij het stellen van een diagnose, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat verplichte zorg effectief en evenredig zou zijn. De rechtbank heeft de zorgen van het Leger des Heils, waar de betrokkene verblijft, erkend, maar oordeelt dat de zorgmachtiging niet kan worden verleend zonder een duidelijke diagnose en effectieve zorgmogelijkheden. De rechtbank heeft het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat een autismespectrumstoornis niet met medicatie behandeld kan worden en dat gedwongen opname niet effectief zou zijn.