Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
(gemachtigde: mr. D.Y. Li),
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens exploitatievergunning was ingetrokken door de burgemeester van de gemeente Veenendaal. Het besluit tot intrekking van de vergunning dateert van 23 februari 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat er sprake was van spoedeisend belang. Tijdens de zitting op 22 april 2021 is verzoeker verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak overwogen dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Verweerder heeft aangegeven dat verzoeker sinds 1 maart 2021 geen huurder meer is van het pand waarin het horecabedrijf is gevestigd en dat hij het horecabedrijf op 8 maart 2021 heeft verkocht. De koper heeft zich geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en een nieuwe exploitatievergunning aangevraagd. Verzoeker heeft deze informatie bevestigd, waardoor de voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn spoedeisend belang nog zou kunnen liggen in de mogelijkheid om de verkoop van zijn horecabedrijf terug te draaien, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit een onzekere toekomstige gebeurtenis betreft, waardoor ook hierin geen spoedeisend belang kan worden gezien. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.