ECLI:NL:RBMNE:2021:2083

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 3836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de hoogte van de ouderbijdrage en aanvullende beurs door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ouder, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister, waarin de ouderbijdrage voor de periode van september tot en met december 2017 is vastgesteld op € 176,06 per maand. In een later besluit is dit bedrag aangepast, maar eiser is het niet eens met de hoogte van de aanvullende beurs die is vastgesteld voor zijn dochter. Eiser stelt dat de berekening van de Minister niet klopt en dat hij zelf met behulp van de rekenhulp van DUO een hoger bedrag heeft berekend, namelijk € 168,-.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de Minister de aanvullende beurs op de juiste wijze heeft vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met het toetsingsinkomen van beide ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister de ouderbijdrage correct heeft berekend en dat er geen onjuiste gegevens zijn gebruikt. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de berekening van de Minister onjuist is.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent ouderbijdragen en aanvullende beurzen, en bevestigt dat de Minister de juiste procedure heeft gevolgd bij het vaststellen van de bedragen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: S. van den Ende ),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. D.M.C. Zijlstra-Cuiper).

Procesverloop

In het besluit van 3 juli 2020 (primair besluit) heeft verweerder de ouderbijdrage voor de periode september tot en met december 2017 berekend en vastgesteld op een bedrag van € 176,06 per maand.
In het besluit van 28 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard, voor zover het om de verdeling van de ouderbijdrage gaat.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021 via Skype. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 3 juli 2020 is de aanvullende beurs van de dochter van eiser voor de periode september tot en met december 2020 vastgesteld op een bedrag van € 38,01 per maand. Dit bedrag was gebaseerd op een ouderbijdrage van eiser ter hoogte van € 176,06 per maand. Naar aanleiding van een telefoongesprek tussen verweerder en de ex-partner van eiser, tevens zijn gemachtigde in deze zaak, is de ouderbijdrage van eiser opnieuw berekend en vastgesteld op een lager bedrag, te weten € 145,81 per maand. Op basis van deze ouderbijdrage heeft verweerder de aanvullende beurs van de dochter van eiser voor de periode van september tot en met december 2020 vastgesteld op een bedrag van € 68,26 per maand.
2. Eiser is het niet eens met de door verweerder vastgestelde hoogte van de aanvullende beurs. Volgens eiser klopt het bedrag van € 68,26 per maand niet. Verweerder heeft het bedrag niet juist berekend. Eiser heeft zelf de rekenhulp op de website van DUO toegepast en daar komt een bedrag van € 168,- uit.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvullende beurs van de dochter van eiser op de juiste wijze heeft vastgesteld. Verweerder heeft voor de berekening van de ouderlijke bijdrage gebruik gemaakt van het toetsingsinkomen van beide ouders over 2018. De wetgever heeft ervoor gekozen dat het toetsingsinkomen van de ouders bepalend is voor de vaststelling van de veronderstelde ouderlijke bijdrage. [1] Verweerder heeft bij de berekening van de ouderbijdrage rekening gehouden met het feit dat eiser en zijn ex-partner een minderjarig kind, [A] , verzorgen, dat als telkind wordt aangemerkt. Dit heeft invloed op de hoogte van de ouderbijdrage en daarmee op de hoogte van de aanvullende beurs. Namens eiser is enkel gesteld dat de door hem gemaakte berekening van de aanvullende beurs van zijn dochter met behulp van de rekenhulp van DUO op een hoger bedrag is uitgekomen. Niet is gebleken dat de aanvullende beurs door verweerder onjuist is berekend of dat daarbij is uitgegaan van onjuiste gegevens.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit wordt bevestigd in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3052.