ECLI:NL:RBMNE:2021:2087

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
UTR 20_2979
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek om handhavingsbesluiten horeca in Utrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 april 2021, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had op 13 november 2019 een Wob-verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarin zij vroeg om een overzicht van klachten en meldingen met betrekking tot horecabedrijven in de binnenstad van Utrecht in de jaren 2018 en 2019, evenals een overzicht van handhavingsbesluiten die tussen 2014 en 2019 waren genomen. Het college had in een eerder besluit van 4 februari 2020 het verzoek deels toegewezen, maar het tweede deel van het verzoek werd afgewezen op de grond dat het verzamelen van de documenten een buitenproportionele werkbelasting zou opleveren.

De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat het verzoek te veel werk met zich meebracht. De rechtbank benadrukte dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geen mogelijkheid biedt om openbaarmaking te weigeren op basis van de werkbelasting die het verzamelen van de informatie met zich meebrengt. De rechtbank vond dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het niet mogelijk was om de gevraagde informatie te verstrekken, vooral gezien het feit dat eiseres bewijs had geleverd dat het college in staat was om te zoeken naar relevante gegevens in hun systemen.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen tien weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. B.L. Meijer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. C. van Oosten ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: R.C. Alblas).

Procesverloop

In het besluit van 4 februari 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van 13 november 2019 deels toegewezen.
In het besluit van 13 juli 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Op 13 november 2019 heeft eiseres bij verweerder een Wob-verzoek ingediend, waarin is verzocht om een overzicht van de klachten en meldingen die verband houden met de horecabedrijven in de binnenstad van Utrecht in de jaren 2018 en 2019, én een overzicht van alle besluiten die tussen 2014 en 2019 zijn genomen in het kader van dergelijke klachten en overlastmeldingen.
Verweerder is bij het primaire besluit tegemoet gekomen aan het eerste deel van het Wob-verzoek van eiseres, door het openbaar maken van de ‘
datadump overzicht geregistreerde megagegevens Squit klachten en meldingen horeca 2018 en 2019’. Verweerder is niet tegemoet gekomen aan het tweede deel van het Wob-verzoek. Volgens verweerder wordt er geen registratie van de verzochte besluiten bijgehouden en kunnen de metagegevens daarom niet uit het door verweerder gebruikte programma Squit worden gehaald. Een dergelijk overzicht kan alleen ontstaan door het vervaardigen van een document of op basis van een nieuwe wijze van registreren. Daartoe is verweerder op grond van de Wob niet verplicht, zo stelt hij. De individuele besluiten zijn wel te vinden in Squit, maar die maken allemaal onderdeel uit van aparte handhavingsdossiers en Squit is niet zodanig ingericht dat er gezocht kan worden op de handhavingsbesluiten aangaande horeca in de binnenstad. Om alle besluiten op tafel te krijgen moet er handmatig, per klacht, in de handhavingsdossiers worden gezocht. Dat zou een buitenproportionele werkbelasting opleveren, en daarom wil verweerder de documenten niet leveren.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van het tweede deel van het Wob-verzoek ongegrond verklaard.
In beroep stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet tegemoet is gekomen aan het tweede deel van het Wob-verzoek. Het standpunt van verweerder dat de handhavingsbesluiten niet openbaar kunnen worden gemaakt omdat verweerder niet aan het verzoek hoeft te voldoen als het te veel tijd kost om alle gevraagde besluiten te verzamelen, kan volgens eiseres geen stand houden. Dat is namelijk geen weigeringsgrond zoals genoemd in de Wob. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat het voor verweerder gemakkelijk moet zijn om in ieder geval een overzicht te maken van de genomen handhavingsbesluiten. Uit de door eiseres meegestuurde Excelsheet over de [locatie 1] en de [locatie 2] , die is verkregen van verweerder in een ander Wob-verzoek, volgt dat makkelijk in Squit gezocht kan worden op de categorieën ‘horeca’ en ‘last onder dwangsom’. Het valt niet in te zien waarom verweerder het verzochte overzicht niet kan leveren voor de straten in de binnenstad.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat er niet aan het tweede deel van het Wob-verzoek tegemoet hoefde te worden gekomen omdat het verzamelen van de documenten een buitenproportionele werkbelasting zou zijn. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft overwogen in haar uitspraak van 13 januari 2016 kan de afwijzing van een Wob-verzoek slechts worden gebaseerd op de in artikelen 10 en 11 van de Wob neergelede weigeringsgronden en beperkingen. De Wob voorziet niet in een mogelijkheid om de openbaarmaking van informatie te weigeren op de enkele grond dat het voldoen aan het verzoek veel werk met zich brengt. Nu niet in geschil is dat de gevraagde informatie bij verweerder berust kan het opzoeken van de door eiseres gevraagde informatie niet worden aangemerkt als het vergaren van informatie waartoe de Wob niet verplicht en heeft verweerder ten onrechte het verzoek afgewezen op de grond dat het verzoek te veel werk met zich meebrengt. [1]
6. Voor zover eiseres verzocht heeft om een overzicht van alle handhavingsbesluiten die verweerder heeft genomen in de periode 2014 tot en met 2019 ten aanzien van de horecabedrijven in de binnenstad van Utrecht is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat een dergelijk overzicht, al dan niet in samenwerking met een ICT-specialist, eenvoudig uit Squit te halen is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat zij veel waarde toekent aan het door eiseres overgelegde Excelbestand over de [locatie 1] en de [locatie 2] . Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij dit bestand heeft ontvangen naar aanleiding van een ander ingediend Wob-verzoek. Verweerder kan blijkens dit Excelbestand wel degelijk zoeken per adres op (onder andere) een combinatie van ‘horeca’ en ‘deel zaak/controle bevindingen/strategiesoort’, de kolommen die door verweerder ter zitting als kolom drie en vijf zijn aangemerkt. In kolom vijf zijn, indien aan de orde, handhavingsbesluiten (zoals last onder dwangsom) vermeld. Hier komt bij dat verweerder tijdens de zitting heeft erkend dat alle handhavingsbesluiten in Squit staan. De stelling van verweerder dat daar niet naar kan worden gezocht, mist overtuigingskracht gezien het voorgenoemde Excelbestand.
7. De rechtbank volgt verder de stelling van verweerder niet dat het verzoek van eiseres te veelomvattend is. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder niet voldoende gemotiveerd heeft kunnen uitleggen waarom hij vanuit zijn handhavende bevoegdheid niet duidelijk kan maken waarom het voor bijvoorbeeld voor de dienst Veiligheid Toezicht en Handhaving niet mogelijk is om aan te geven bij welke horecagelegenheden in de binnenstad er sprake is geweest van handhavingsbesluiten. Te meer nu eiseres tijdens de zitting heeft toegelicht dat zij naar aanleiding van nog een ander ingediend Wob-verzoek het als productie 2 overgelegde Excelbestand heeft verkregen, met daarin een overzicht waarin per horecaonderneming een afhandelingsomschrijving per melding is aangegeven. Het in rechtsoverweging 6 besproken Excelbestand dat verweerder aan eiseres heeft verstrekt zag weliswaar alleen op een tweetal straten in Utrecht, maar verweerder kan blijkens dit Excelbestand wel selecteren op de kolommen ‘horeca’ en ‘deel zaak/controle bevindingen/strategiesoort’. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit voor de horecaondernemingen gelegen in de binnenstad, waarvoor een door de afdeling VTH verleende vergunning voorhanden moet zijn, niet mogelijk is. De enkele stelling van verweerder dat hij niet op ‘binnenstad’ kan zoeken in Squit, maar alleen op adres, is daartoe onvoldoende.
8. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder een volledige zoekslag heeft verricht. Verweerder heeft op de zitting namelijk aangegeven dat er ook andere organisatieonderdelen zijn die klachten behandelen die niet in Squit worden geregistreerd. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder op enige wijze navraag heeft gedaan bij deze afdelingen om te bezien of het mogelijk is om op eenvoudige wijze een dergelijk overzicht te verkrijgen.
9. Het beroep is gelet op wat hiervoor is overwogen gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het bij uitstek aan verweerder is om een onderzoek in te stellen naar het overzicht van handhavingsbesluiten, en het verzamelen van afschriften van deze besluiten. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat te verwachten is dat het onderzoek dat nodig is om het gebrek te herstellen lang zal duren en het te onzeker is wanneer dat kan worden afgerond. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor – gezien de omvang van het verzoek – een termijn van tien weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 4 punten op (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en
1. punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1.) Toegekend wordt € 2.136,-.
12. De rechtbank ziet vooralsnog onvoldoende aanleiding om te bepalen dat verweerder een dwangsom is verschuldigd indien een tijdig nieuw besluit uitblijft.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.136,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.L. Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 21 april 2021 en wordt gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder andere r.o. 7.1 van de uitspraak ECLI:NL:RVS:2016:27.