Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. D.A.J. Spierings),
(gemachtigde: mr. D. van Tilborg).
Rechtbank Midden-Nederland
Op 18 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de voorlopige voorziening betreffende de verwijdering van een leerling, [A], van de [school 1] in [plaats]. De verzoekster, de moeder van [A], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Utrecht om haar zoon onmiddellijk te verwijderen van school. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een online zitting, waarbij zowel de verzoekster als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de school niet in staat was om aan de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van [A] te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de school voldoende inspanningen had geleverd om [A] te ondersteunen, maar dat de situatie van [A] zodanig was dat een andere school, in dit geval [school 2], beter in staat zou zijn om hem de benodigde begeleiding te bieden. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak houdt in dat de verzoekster verantwoordelijk blijft voor het vinden van een nieuwe school voor [A].