ECLI:NL:RBMNE:2021:2159

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
24 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.B.B. Beelaard, had beroep ingesteld tegen de weigering van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering. De verweerder had in een eerder besluit vastgesteld dat de eiser geen recht had op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong), omdat hij over arbeidsvermogen zou beschikken. Dit besluit was gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1999, in juni 2019 zijn Havo-diploma heeft behaald en op 12 februari 2020 een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat de eiser niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden (GBM). De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de eiser in staat is om minimaal vier uur per dag belastbaar te zijn, ondanks zijn psychische klachten. De rechtbank heeft de redeneringen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gevolgd en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van hun conclusies.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de eiser over arbeidsvermogen beschikt en dat de weigering van de Wajong-uitkering gerechtvaardigd was. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4814

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser,
(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: M.E. van Mourik ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong).
Bij besluit van 3 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 8 april 2021. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn begeleider van Kwintes [A] en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1999. Op 8 juli 2019 is aan eiser een positief advies studietoeslag afgegeven. In juni 2019 heeft eiser de Havo met een diploma afgerond. Eiser heeft op 12 februari 2020 een Wajong-uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft bepaald dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages.
Het oordeel van de rechtbank
3. Op 1 januari 2015 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) gewijzigd in de Wajong 2015. Per deze datum is ook het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) aangepast. Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank stelt vast, dat de Wajong 2015 van toepassing is, omdat eiser zijn aanvraag na de inwerkingtreding van de Wajong 2015 heeft ingediend.
4. Op grond van de Wajong heeft iemand als jonggehandicapte recht op een uitkering als hij op de dag waarop hij achttien jaar wordt - kort gezegd - medische en objectief vast te stellen beperkingen heeft en duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb) bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft als hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
De criteria onder a. en b. worden beoordeeld door een arbeidsdeskundige en de criteria onder c. en d. door een verzekeringsarts.
5. Eiser voert aan dat er sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden (GBM). Eiser voert aan dat hij ten aanzien van het samenlevingsverband en sociale contacten buiten het gezin/het onderhouden van werkrelaties niet of nauwelijks functioneert. Ten aanzien van de zelfverzorging is dit nog maar de vraag. Eiser voert aan dat hij niet of nauwelijks op alle drie de niveaus functioneert en er sprake is van onvermogen tot het persoonlijk en sociaal functioneren op grond van een oorzaak van psychische aard. Gelet op de eerdere werkervaring, het dagverhaal, het gestoorde dag- en nachtritme, de stemmings-schommelingen, de angst- en paniekstoornis, de grote mate van stressgevoeligheid en de noodzaak om overprikkeling te voorkomen is eiser niet in staat om 4 uur per dag te werken. Studeren is volgens eiser heel anders dan werken, omdat bij het studeren een keuzevrijheid bestaat.
6. In het rapport van 18 november 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser niet voldoet aan de criteria voor GBM, omdat hij niet bedlegerig, ADL-afhankelijk of opgenomen is. In het rapport van 9 maart 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat eiser zich wast, aankleedt en eet. Zolang er sprake is van enige zelfverzorging, is er geen sprake van disfunctioneren op drie niveaus. Niet is gebleken dat eiser op persoonlijk vlak disfunctioneert. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt hierbij op dat eiser rond de datum in geding (9 oktober 2017) regulier onderwijs volgde op havoniveau, in 2019 zijn diploma heeft behaald en tot kort voor datum van het onderzoek zelfstandig met de trein naar Amsterdam reisde voor onderwijs op de VAVO. Wanneer dit mogelijk is, is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zeker geen sprake van het disfunctioneren op alle niveaus.
7. In het rapport van 18 november 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser een uur aaneengesloten kan werken omdat het richten van de aandacht, het zelfstandig ondernemen van een enkelvoudige taak, het structureren en herinneren niet aanzienlijk zijn beperkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat om te stellen dat eiser niet vier uur per dag belastbaar is, er sprake moet zijn van ernstige energetische problematiek of aanwijzingen dat werken schadelijk is voor de gezondheid. Eiser reisde drie keer per week naar Amsterdam om een dagdeel tot een hele dag onderwijs te volgen. Hieruit kan worden opgemaakt dat hij minimaal vier uur per dag belastbaar was. Uit de beschikbare medische informatie blijkt niet dat er sprake is van een ernstig psychisch beeld wat een dermate grote beperking ten aanzien van de duurbelastbaarheid kan rechtvaardigen. Er is ook geen sprake van intense therapie of een opname indicatie. Op preventieve aspecten, te weten de stressgevoeligheid, is er aanleiding om te stellen dat eiser niet volle dagen belastbaar is. Hij wordt daarom voor zes uur per dag belastbaar geacht. Er is op medische gronden geen reden om tot een andere conclusie te komen.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat belastbaar zijn voor minimaal vier uur per dag iets anders is dan vier uur per dag reguliere arbeid verrichten. Met belastbaarheid wordt bedoelt dat iemand minimaal vier uur per dag activiteiten kan verrichten. Het reizen en studeren kunnen beide als activiteiten worden gezien. Het minimaal vier uur per dag belastbaar zijn hoeft niet aaneengesloten te zijn. Verder wordt er bij de Wajongbeoordeling niet gekeken naar de belastbaarheid in reguliere arbeid, maar wordt beschut werk als de ondergrens van betaalde arbeid aangehouden. Het werk van pizzakoerier is zeker niet als ondergrens van arbeid te definiëren. Dat eiser dit werk niet goed kon doen voor meermaals drie uur per week, is geen argument om te stellen dat eiser niet vier uur per dag belastbaar is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dan ook dat eiser minimaal vier uur per dag belastbaar was en/of is.
9. In het rapport van 27 november 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de eisen die worden gesteld aan het hebben van arbeidsvermogen veel lager zijn dan de eisen die reguliere arbeid doorgaans aan mensen stelt. Bij het criterium ‘een taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie’ is er geen sprake van werk in de vorm van een volledige functie. De definitie van dit criterium luidt dat een taak de kleinste eenheid van een functie is en uit één of meerdere handelingen bestaat. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep passen de taken ‘scannen’ en ‘het plaatsen van onderdelen op printplaat’ goed bij de mogelijkheden van eiser. Het betreft hier in beide gevallen taken die volgens duidelijke voorschriften, richtlijnen en voorbeelden uitgevoerd dienen te worden. Hiermee wordt precies de structuur gecreëerd die eiser nodig heeft om het overzicht te behouden. Daarnaast komt een intensieve samenwerking of klant- en patiëntcontact niet voor bij beide taken. Van werk- of prestatiedruk is geen sprake, beide taken kunnen namelijk in eigen tempo worden uitgevoerd.
10. De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarbij niet alleen op het medisch beeld en het dagverhaal van eiser gebaseerd, maar heeft ook eigen onderzoek verricht en de medische informatie van de behandelend sector bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat er sprake is van een onzorgvuldig en onjuist onderzoek. Wat eiser in beroep hierover heeft aangevoerd, geeft de rechtbank geen reden hieraan te twijfelen. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen grond voor het oordeel dat eiser op zijn achttiende jaar niet in staat was om ten minste gedurende een periode van een uur aaneengesloten te kunnen werken en niet voor ten minste vier uur per dag belastbaar was. De beroepsgrond slaagt niet.
11. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de arbeidskundige beoordeling onjuist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 november 2020 op een inzichtelijke en navolgbare wijze verslag gedaan van haar onderzoeksbevindingen en haar daarop gebaseerde conclusies met betrekking tot de mogelijkheden van eiser tot arbeidsparticipatie, namelijk dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikt en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarbij voldoende rekening gehouden met de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de voorwaarden voor eiser voor het uitoefenen van een taak. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. Verweerder heeft dus terecht geweigerd aan eiser een uitkering te verlenen op grond van de Wajong 2015.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.