In deze zaak heeft eiser op 25 januari 2021 beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 49,-. De rechtbank heeft eiser op 27 maart 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Echter, het griffierecht is niet (op tijd) ontvangen door de rechtbank en eiser heeft geen geldige reden opgegeven voor deze vertraging. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Awb. De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.