ECLI:NL:RBMNE:2021:2206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
UTR - 20 _ 3372
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieaanvraag voor woonruimte op medische en sociale gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had een urgentieaanvraag ingediend voor een grotere woonruimte op medische gronden, omdat zij en haar vier kinderen in een onhoudbare woonsituatie verkeerden. De aanvraag werd echter afgewezen door verweerder, die stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening en niet voldoende had gedaan om haar woonprobleem op te lossen. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank oordeelde dat eiseres wel degelijk procesbelang had, omdat haar dochter in een pleeggezin verbleef en zij hoopte dat zij weer bij haar zou kunnen wonen. Desondanks concludeerde de rechtbank dat de afwijzing van de urgentieaanvraag terecht was. Verweerder had voldoende redenen om te stellen dat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed en dat er geen dringende medische of sociale redenen waren die een urgentieverklaring rechtvaardigden. De rechtbank vond dat de situatie van eiseres niet substantieel verschilde van die van andere woningzoekenden en dat er onvoldoende bewijs was dat de huidige woonsituatie schadelijk was voor de ontwikkeling van de kinderen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 1.068,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijke behandeling van woningzoekenden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Bosma),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

In het besluit van 27 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 11 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 12 november 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een urgentieverklaring op medische gronden. De reden voor de aanvraag is dat eiseres en haar vier kinderen dringend moet omzien naar een grotere woonruimte. De twee dochters van eiseres delen een kamer, maar zij hebben vanwege persoonlijke en emotionele problemen last van agressie en woede uitbarstingen wat gepaard gaat met huiselijk geweld. Zij hebben hun eigen ruimte nodig. Door urgentieverlening wordt mogelijk uithuisplaatsing voorkomen, aldus het ondersteunend schrijven ten aanzien van de urgentie aanvraag.
2. Verweerder heeft deze urgentieaanvraag bij het primaire besluit afgewezen en dat in bezwaar gehandhaafd, omdat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening [woonplaats] 2019 (Huisvestingsverordening). Eiseres heeft er niet alles aan gedaan om het woonprobleem op te lossen. Daarnaast heeft zij zelf gekozen voor gezinsuitbreiding. Omdat eiseres niet aan de algemene voorwaarden voldoet, heeft verweerder de aanvraag ten overvloede inhoudelijk getoetst. Verweerder heeft geen urgentieverklaring aan eiseres verleend op grond van medische en/of sociale redenen, omdat het geweld of de bedreiging niet van dien aard is dat eiseres niet in de oorspronkelijke woning kan of kon blijven. Voor verweerder is onvoldoende vast komen te staan dat het gezin de woning moet verlaten in verband met geweld en bedreiging binnen het gezin vanwege de grootte van de woning. Verweerder heeft de hardheidsclausule niet toegepast, omdat daartoe onvoldoende aanknopingspunten zijn. Verweerder acht het bestreden besluit niet in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
3. De rechtbank ziet zich allereest voor de vraag gesteld of eiseres een procesbelang heeft. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat in de basisregistratie personen staat geregistreerd dat de huidige gezinssamenstelling uit één ouder en drie kinderen bestaat en daarmee is voldaan aan de passendheidscriteria uit de Huisvestingsverordening. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. De rechtbank is van oordeel dat eiseres wel procesbelang heeft. Het oogmerk van eiseres is steeds geweest dat haar dochter [dochter 1] terugkeert naar huis en bij haar komt wonen. Eiseres heeft haar dochter uitgeschreven op het woonadres, omdat zij in een gezinshuis in Zeewolde is gaan wonen. Het was de bedoeling dat de dochter vanuit het pleeggezin weer thuis zou gaan wonen bij eiseres. Toen de dochter in het pleeggezin woonde, had eiseres reeds de urgentieaanvraag ingediend.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij er niet alles aan heeft gedaan om het woonprobleem op te lossen. Het herschikken van de beschikbare kamers is volgens eiseres geen oplossing voor de dreiging en het geweld. Volgens eiseres kan het probleem alleen met een grotere woning worden opgelost. Zij verwijst in dit verband naar de brief van de ambulant gezinshulpverlener van Vitree van 4 februari 2020. Verder stelt eiseres dat het herschikken van de woning niet mogelijk is, op zo’n manier dat de dochters een eigen kamer krijgen. Dit betekent namelijk dat eiseres met haar zonen op één kamer zou moeten verblijven en daar is geen ruimte voor. Eiseres kan ook niet in de woonkamer slapen, want daar staat de eettafel met stoelen, de bank, de tv-meubel en de box van haar zoon.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres er niet alles aan heeft gedaan om het woonprobleem op te lossen. Verweerder heeft eiseres daarbij mogen tegenwerpen dat de verdeling van de beschikbare ruimtes binnen haar woning niet is herschikt over de gezinsleden en dat niet is gebleken dat, dan wel onvoldoende onderzoek is verricht naar wat de mogelijkheden zijn om de woning anders in te delen. De rechtbank acht in dit kader van belang dat verweerder ter zitting onbestreden heeft gesteld dat er woningen zijn met vergelijkbare woonruimte die anders ingedeeld zijn waardoor de inwonenden wel over eigen ruimtes beschikken.
6. Eiseres voert vervolgens aan dat zij voldoende heeft aangetoond dat het gezin de woning moet verlaten in verband met geweld en bedreiging binnen het gezin vanwege de grootte van de woning. Volgens eiseres kan uit de door haar overgelegde stukken worden opgemaakt dat er medische redenen zijn op grond waarvan dringend naar andere woonruimte moet worden omgezien. Als de grotere woonruimte gerealiseerd wordt kan de uithuisplaatsing teruggedraaid worden. Eiseres doet een beroep op het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). Eiseres stelt dat verweerder de belangen van dochter [dochter 1] onvoldoende heeft betrokken bij zijn besluitvorming. In de huidige woonsituatie is volgens eiseres sprake van een levensontwrichtende situatie, omdat moeder en dochter van elkaar gescheiden wonen. Hierdoor komt volgens eiseres de ontwikkeling van haar dochter in het gedrang. Voor de ontwikkeling van een kind is het essentieel dat zij opgroeien in het bijzijn van hun ouders, aldus eiseres. Ter zitting stelt eiseres dat haar dochter door de situatie zich minder goed ontwikkelt op school. Eiseres stelt dat verweerder de door haar overgelegde stukken onvoldoende heeft betrokken in zijn besluitvorming. Ter zitting stelt eiseres dat bij dochter [dochter 1] autisme is vastgesteld en dat zij meer begaafd is en dat dochter [dochter 2] ook meer begaafd is. Daarom klikt het niet tussen beide dochters. Een dag voor de zitting hebben deze stukken eiseres bereikt. Verder voert eiseres aan dat de Huisvestingsverordening niet vereist dat stukken van een arts of medisch specialist worden aangeleverd waaruit geconcludeerd kan worden dat een grotere woning noodzakelijk is.
7. Nu eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden heeft verweerder niet aan de hand van de speciale voorwaarden, zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening, hoeven te beoordelen of eiseres voor een urgentieverklaring in aanmerking komt. Desondanks heeft verweerder dat wel gedaan. In zoverre maakt die beoordeling dan ook onderdeel uit van het bestreden besluit. Het ligt ook ter beoordeling voor omdat eiseres daar beroepsgronden op heeft geformuleerd. Verweerder heeft zich in dat kader niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medische en/of sociale redenen op grond waarvan dringend moet worden omgezien naar andere woonruimte. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat de woning moet worden verlaten in verband met geweld en bedreiging binnen het gezin vanwege de grootte van de woning. Uit de brief van Vitree blijkt onvoldoende dat er daadwerkelijke sprake is van autisme en dat als daarvan sprake zou zijn als gevolg daarvan de problematiek zou zijn ontstaan en dat daardoor niet in de oorspronkelijke woning kan of kon worden verbleven. Dat eiseres een dag voor de zitting nadere informatie over haar dochters heeft ontvangen kan haar in zoverre in het kader van deze urgentieaanvraag niet baten reeds om die reden dat deze stukken niet zijn ingebracht en gelet op de ex tunc toets. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of dat het voorgaande anders zou maken. Ook is niet duidelijk of de uithuisplaatsing van dochter [dochter 1] kan worden teruggedraaid als eiseres en haar gezin verhuizen naar een grotere woning. In zoverre kan de rechtbank het standpunt van verweerder volgen dat niet dringend noodzakelijk wordt geacht dat eiseres op grond van medische of sociale redenen dringend moet omzien naar andere woonruimte. De rechtbank is aldus van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het verband tussen de problematiek en de woning onvoldoende is gebleken. Het is de rechtbank daarom ook niet gebleken dat verweerder de belangen van de kinderen onvoldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder de overige stukken die eiseres heeft overgelegd onvoldoende kenbaar heeft betrokken binnen dit kader in zijn besluitvorming. Dit merkt de rechtbank aan als een gebrek in de zin van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat is gebleken dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aan de algemene voorwaarden voldoet is eiseres niet in haar belangen geschaad door in dit kader geen kenbare motivering te wijden aan de overige ingebrachte stukken. Dit omdat verweerder in dit kader ten overvloede heeft getoetst.
8. Verder voert eiseres aan dat de onderbouwing van verweerder voor het niet toepassen van de hardheidsclausule niet deugt. Eiseres stelt dat niet van haar en haar gezin kan worden verlangd dat zij elders woonruimte gaan zoeken buiten de regio [woonplaats]. De kinderen gaan naar school in [woonplaats]. In het verleden is het gezin vaker verhuisd. De kinderen zijn gebaat bij stabiliteit en rust. Als eiseres en haar gezin weer moeten verhuizen naar een plaats buiten [woonplaats], is dat niet in het belang van de kinderen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder heeft eiseres mogen tegenwerpen dat de situatie waarin zij zich bevindt zich onvoldoende onderscheidt van andere woningzoekenden in de regio [woonplaats]. Bovendien heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het zoeken van woonruimte buiten [woonplaats] niet van haar kan worden verlangd.
10. Tot slot voert eiseres aan dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 8 van het EVRM. Het standpunt van verweerder dat eiseres er niet alles aan heeft gedaan om het woonprobleem op te lossen omdat zij het gezin met een kind heeft uitgebreid, is volgens eiseres in strijd met het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven. Eiseres stelt dat haar belang om haar gezinsleven op haar wijze vorm te geven, moet prevaleren boven het algemeen belang van verweerder van een rechtvaardige woonruimteverdeling.
11. De rechtbank overweegt dat artikel 8 van het EVRM als doel heeft om het individu te beschermen tegen willekeurige inbreuken door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven. In dit geval gaat het om de vraag of, hoewel niet aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan, niettemin een urgentieverklaring moet worden verleend. De rechtbank beantwoordt de vraag of zich in dit geval feiten of omstandigheden voordoen waaruit een positieve verplichting tot het verlenen van een urgentieverklaring voortvloeit, ontkennend. De rechtbank is van oordeel dat met wat eiseres heeft aangevoerd, zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om zonder urgentieverklaring van verweerder haar gezinsleven vorm te geven op de wijze die zij wenst, dan wel dat de reden van het niet kunnen uitoefenen van haar gezinsleven op de manier die zij voorstaat is gelegen in het niet verlenen van de urgentieverklaring.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Gelet op dat wat onder 7. is overwogen, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.068,-. Verweerder dient eveneens het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd om de
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.