ECLI:NL:RBMNE:2021:2219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
9166981 / MV EXPL 21-46
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens huurachterstand en prostitutieactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, de stichting Woningstichting Goedestede, had de gedaagden, een beschermingsbewindvoerder en de onder bewind gestelde huurder, gedagvaard vanwege een huurachterstand en vermoedelijke prostitutieactiviteiten vanuit de woning. De huurder, [gedaagde sub 2], had een huurachterstand van € 3.316,09 en er waren meldingen binnengekomen bij de gemeente over mogelijke prostitutie vanuit het gehuurde. De gemeente had een onderzoek ingesteld en concludeerde dat de woning werd gebruikt voor bedrijfsmatige prostitutie, wat in strijd was met de APV en het bestemmingsplan. De huurder erkende de huurachterstand, maar betwistte de prostitutieactiviteiten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de huurachterstand en de vermoedelijke prostitutieactiviteiten, en dat de ontruiming van de woning gerechtvaardigd was. De rechter verklaarde Goedestede niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de huurder, maar veroordeelde de bewindvoerder tot ontruiming en betaling van de huurachterstand. De rechter wees ook de proceskosten toe aan Goedestede.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 1 juni 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 9166981 / MV EXPL 21-46 van
de stichting
WONINGSTICHTING GOEDESTEDE,
gevestigd te Huizen,
eiseres, hierna ook te noemen: Goedestede,
gemachtigde mr. T. Mulder,
tegen

1.de stichting[gedaagde sub 1] , in hoedanigheid van vermogensrechtelijk bewindvoerder in de onderbewindstelling van de heer [gedaagde sub 2] , geboren op [1996] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden, hierna ook te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde J. Takens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 12 producties, betekend op 28 april 2021,
  • de nagekomen producties 13 en 14 van Goedestede,
  • de mondelinge behandeling op 18 mei 2021 waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

Inleiding

2.1.
Goedestede verhuurt met ingang van 18 juli 2019 een appartement aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna ook: het gehuurde) aan [gedaagde sub 2] . De huurprijs bedraagt € 708,71 per maand. Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Goedestede van toepassing. Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huurpenningen.
2.2.
Bij beschikking van 14 juli 2020 van deze rechtbank is [gedaagde sub 2] onder beschermingsbewind gesteld van [gedaagde sub 1] . De bewindvoerder heeft een verzoek ter beëindiging van het beschermingsbewind ingediend bij deze rechtbank.
2.3.
Naar aanleiding van diverse meldingen over mogelijke prostitutieactiviteiten op het adres van het gehuurde die bij de gemeente [woonplaats] zijn binnengekomen, is de afdeling handhaving van de gemeente een onderzoek gestart. Naar aanleiding van het onderzoek concludeert de gemeente het volgende:
“Conclusie van het onderzoek
Gelet op het vorenstaande (de meldingen en de observatie dat de mannen +/- 30 minuten binnen blijven)) hebben wij sterk het vermoeden dat de woning in gebruik is voor het bedrijfsmatig aanbieden van seksuele diensten. Dit is in strijd met artikel 3:3, eerste lid, van de APV en artikel 12.4, onder h van het vigerend bestemmingsplan.”
2.4.
De gemeente heeft vervolgens een voornemen last onder dwangdom uitgebracht. De gemeente concludeert dat in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld door vanuit het gehuurde bedrijfsmatige activiteiten te verrichten in de vorm van een seksinrichting. [gedaagde sub 2] heeft van het recht om een zienswijze in te dienen geen gebruik gemaakt. Bij besluit van 16 maart 2021 heeft de gemeente een last onder dwangsom opgelegd:
Overtreding
Op basis van onze observaties en controle ter plaatse concludeer ik dat er in de woning aan de [adres] te [woonplaats] bedrijfsmatig prostitutie wordt uitgeoefend. De woning is daarom aan te merken als seksinrichting.
U beschikt niet over een vergunning zoals genoemd in artikel 3:3, eerste lid, van de
APV). Tevens is het gebruik van een woning als seksinrichting verboden op basis
van het geldende bestemmingsplan.”
2.5.
Op 11 maart 2021 heeft Goedestede [gedaagde sub 2] een sommatiebrief gestuurd waarin Goedestede heeft aangegeven dat zij de huurovereenkomst zal beëindigen.
[gedaagde sub 2] is in de gelegenheid gesteld om mee te werken aan vrijwillig beëindiging door opzegging. [gedaagde sub 2] heeft hier niet op gereageerd. Nadat Goedestede hem een sms heeft gestuurd met het verzoek om contact op te nemen, heeft [gedaagde sub 2] gebeld met Goedestede en heeft hij aangeven niet te zullen meewerken aan opzegging van de huurovereenkomst.
Wat vordert Goedestede en waarom?
2.6.
Goedestede vordert [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en aan Goedestede ter beschikking te stellen. Daarbij vordert Goedestede de veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 3.316,09 aan huurachterstand binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente tover de afzonderlijke termijnen vanaf het moment dat [gedaagde sub 1] / [gedaagde sub 2] met de betaling in verzuim is tot aan de dag van algehele betaling. Verder vordert Goedestede een veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de huur van € 708,71 per maand met ingang van de maand mei 2021 tot de ontruiming. Ten slotte vordert Goedestede de proceskosten met de wettelijke rente daarover en de nakosten.
2.7.
Goedestede legt aan haar vordering ten grondslag dat er al langere tijd sprake is van een terugkerende huurachterstand. Ook de benoeming van een beschermingsbewindvoerder heeft hier nauwelijks verandering in gebracht. Verder handelt [gedaagde sub 2] in strijdt met meerdere verplichtingen uit huurovereenkomst en het huurreglement. Uit onderzoek van de gemeente is gebleken dat het gehuurde wordt gebruikt als seksinrichting. [gedaagde sub 2] heeft niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde en bewoont en gebruikt het gehuurde niet daadwerkelijk zelf. Ook heeft [gedaagde sub 2] het gehuurde in strijd met het huurreglement in gebruik afgestaan aan derde en verricht [gedaagde sub 2] bedrijfsactiviteiten vanuit het gehuurde zonder voorafgaande toestemming van Goedestede, terwijl [gedaagde sub 2] het gehuurde uitsluitend als woonruimte mag gebruiken en bewonen. Verder veroorzaakt [gedaagde sub 2] overlast en hinder bij omwonenden en handelt in strijd met de verplichting om zich als goed huurder te gedragen. Deze tekortkomingen rechtvaardigen de ontruiming van het gehuurde, aldus Goedestede.
2.8.
[gedaagde sub 2] erkent de huurachterstand maar betwist dat hij niet zelf in het gehuurde woont en dat er prostitutieactiviteiten vanuit het gehuurde zijn verricht.
[gedaagde sub 2] wil graag in de gehuurde blijven.

3.De beoordeling

3.1.
In deze kort geding procedure wordt aan de voorzieningenrechter gevraagd om een spoedmaatregel (voorlopige voorziening) te nemen. De voorzieningenrechter moet beoordelen of het waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure een beslissing zal worden genomen die in het voordeel zal zijn van de eisende partij, dat is Goedestede. Als dat voldoende waarschijnlijk is en Goedestede een voldoende spoedeisend belang bij de gevorderde maatregel heeft, kan de door Goedestede gevorderde maatregel, die vooruitloopt op de beslissing in de bodemprocedure, worden toegewezen.
3.2.
Dit kort geding gaat over de ontruiming van een woning door een huurder die onder beschermingsbewind staat. In dat geval moet de verhuurder de bewindvoerder dagvaarden en als zij (ook) de huurder zelf heeft gedagvaard moet de verhuurder niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tegen de huurder. Goedestede heeft zowel haar huurder [gedaagde sub 2] als zijn beschermingsbewindvoerder [gedaagde sub 1] gedagvaard. Goedestede heeft in de dagvaarding en op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij dat heeft gedaan omdat [gedaagde sub 1] een verzoek tot beëindiging van het beschermingsbewind heeft ingediend bij deze rechtbank. Omdat de status van het verzoek niet bekend is en ook nog niet bekend is of [gedaagde sub 2] op het moment van de uitspraak in dit kort geding en het moment van de executie van dit vonnis nog onder beschermingsbewind zal staan, heeft Goedestede geen risico wil nemen en zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] gedagvaard. Goedestede verzoekt op enige manier beide gedaagden te veroordelen met het oog op de executie van het vonnis. [gedaagde sub 1] begrijpt het probleem en heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter zal een voorwaardelijke veroordeling uitspreken tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] afhankelijk van de omstandigheid of [gedaagde sub 2] nog onder beschermingsbewind staat of dat het beschermingsbewind is beëindigd. Goedestede zal in haar vordering voor zover deze is gericht tegen andere gedaagde niet ontvankelijk worden verklaard.
3.3.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat er op dat moment een huurachterstand was van ruim vijf maanden. [gedaagde sub 2] heeft de huurachterstand erkend. De gevorderde huurachterstand ter hoogte van € 3.316,09 hoeft dan ook niet verder te worden besproken en zal worden toegewezen. Ook de huur van € 708,71 per maand met ingang van de maand mei 2021 tot de ontruiming zal worden toegewezen net als de wettelijke rente.
3.4.
De hoogte van de huurachterstand alleen al leidt tot de conclusie dat het met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat de ontruiming van het gehuurde in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk vindt dat er vanuit het gehuurde bedrijfsmatig prostitutieactiviteiten zijn verricht. [gedaagde sub 2] heeft erkend dat vanuit het gehuurde bedrijfsmatige activiteiten zijn verricht maar heeft gesteld dat het hierbij ging om een massagesalon en niet om een seksinrichting. [gedaagde sub 2] heeft zijn stellingen echter niet met bewijs onderbouwd. De voorzieningenrechter gaat dan ook uit van de juistheid van wat er in het onderzoeksrapport van de gemeente en de last onder dwangsom staat vermeld. Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst op korte termijn moet worden ontbonden wegens wanprestatie en dat [gedaagde sub 2] de woning moet ontruimen. Met name de geconstateerde bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een seksinrichting vanuit het gehuurde en de overlast die dit de omwonenden heeft gegeven, is zo ernstig dat Goedestede de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten. [gedaagde sub 2] moet de woning nu snel ontruimen en verlaten. Goedestede is ten opzichte van haar overige huurders namelijk verantwoordelijk voor een veilige woonomgeving. Het belang van [gedaagde sub 2] om de woning nog langer te kunnen blijven gebruiken, moet daarvoor wijken.
3.5.
[gedaagde sub 1] / [gedaagde sub 2] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van Goedestede betalen. De kosten van Goedestede worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 111,89
- griffierecht: 507,00
- salaris gemachtigde: 747,00Totaal: € 1.365,89
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
In het geval dat [gedaagde sub 2] onder beschermingsbewind staat:
4.1.
verklaart Goedestede niet-ontvankelijk ten aanzien van haar vorderingen op
[gedaagde sub 2] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels op het kantoor van Goedestede, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken en/of te gebruiken;
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om de huurachterstand over de maanden januari tot en met april 2021 van € 3.316,09 binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan Goedestede te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de afzonderlijke termijnen vanaf het moment dat [gedaagde sub 1] met betaling in verzuim is tot aan de dag dat volledig is betaald;
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van € 708,71 per maand, met ingang van de maand mei 2021 tot de dag van ontruiming van het gehuurde.
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Goedestede tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.365,89, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Goedestede volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
In het geval dat het beschermingsbewind van [gedaagde sub 2] is beëindigd:
4.7.
verklaart Goedestede niet-ontvankelijk ten aanzien van haar vorderingen op [gedaagde sub 1] ;
4.8.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met al degenen die zich daar in bevinden en al datgene dat zich daarin bevindt te verlaten, te ontruimen en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, onder afgifte van de sleutels op het kantoor van Goedestede, met het verbod de woning na de ontruiming opnieuw te betrekken en/of te gebruiken;
4.9.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om de huurachterstand over de maanden januari tot en met april 2021 van € 3.316,09 binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan Goedestede te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de afzonderlijke termijnen vanaf het moment dat [gedaagde sub 2] met betaling in verzuim is tot aan de dag dat volledig is betaald;
4.10.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van € 708,71 per maand, met ingang van de maand mei 2021 tot de dag van ontruiming van het gehuurde.
4.11.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Goedestede tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.365,89, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.12.
veroordeelt [gedaagde sub 2] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Goedestede volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
In elk geval:
4.13.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.14.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.