ECLI:NL:RBMNE:2021:2228
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging ontslag op staande voet en afwijzing ontbindingsverzoek in arbeidszaak met verwijtbaar gedrag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, aangeduid als verweerster. De werkneemster was op staande voet ontslagen wegens vermeend intimiderend gedrag tegenover collega's. De werkneemster verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om haar weer aan het werk te laten, terwijl de werkgever, voor het geval het ontslag zou worden vernietigd, verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkneemster.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden van ontslag. De werkgever had niet aangetoond dat er een patroon van intimidatie was en had niet adequaat gehandeld door de werkneemster te wijzen op haar gedrag en mogelijke oplossingen te bespreken. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was en vernietigde dit. Tevens wees de kantonrechter het ontbindingsverzoek van de werkgever af, omdat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter veroordeelde de werkgever om de werkneemster binnen 14 dagen weer aan het werk te laten en haar het salaris, inclusief onregelmatigheidstoeslag, te betalen vanaf de datum van ontslag. De werkgever werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de werkneemster. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure bij ontslag op staande voet en de verplichting van de werkgever om in gesprek te gaan met de werknemer over problematische situaties.