In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen erfgenamen over de verrekening van een hypothecaire lening die een van de erfgenamen met de erflater is aangegaan. De zaak is ontstaan na het overlijden van de ouders van de betrokken partijen, waarbij de nalatenschappen nog niet zijn verdeeld. De eiser, [voornaam van eiser], heeft een hypothecaire lening afgesloten bij zijn vader, die op het moment van overlijden nog een aanzienlijke hoofdsom had. De verweerders, die ook erfgenamen zijn, betwisten de hoogte van de hoofdsom en de aflossingen die door de eiser zouden zijn gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een bedrag van € 160.000,- verschuldigd was bij het overlijden van de vader. De eiser heeft daarnaast een beroep gedaan op gedwongen schuldtoerekening en verrekening van de hypothecaire schuld met zijn erfdeel. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet kan terugvallen op gedwongen schuldtoerekening, maar dat er wel mogelijkheden zijn voor verrekening, afhankelijk van de beschikbare liquide middelen in de nalatenschap.
De rechtbank heeft ook de hoogte van de rente beoordeeld en vastgesteld dat de eiser 5% rente verschuldigd is over het openstaande bedrag. Uiteindelijk heeft de rechtbank de eiser veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 28.389,35 aan de verweerders, te vermeerderen met rente, en heeft zij de verweerders opgedragen hun medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypothecaire inschrijving, onder de voorwaarde dat de eiser aan zijn betalingsverplichting voldoet.