ECLI:NL:RBMNE:2021:229
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor gebruik in strijd met bestemmingsplan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een bedrijf gevestigd in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Dit besluit, genomen op 12 november 2020, verplichtte verzoekster om het pand aan de [adres] conform het bestemmingsplan te gebruiken. Bij niet-naleving zou een dwangsom van € 15.000,- per constatering worden opgelegd, met een maximum van € 45.000,-. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat het besluit onterecht was en zij hierdoor in haar bedrijfsvoering werd belemmerd.
Tijdens de zitting op 20 januari 2021 heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat een eerder besluit tot invordering van een dwangsom zou worden opgeschort totdat er een beslissing op het bezwaar zou zijn genomen. Verzoekster trok daarop haar verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het invorderingsbesluit in. De voorzieningenrechter overwoog dat het instellen van bezwaar de werking van het besluit niet opschort, maar dat er in dit geval sprake was van onverwijlde spoed, gezien de belangen van verzoekster.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster het pand gebruikte voor zaalverhuur, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De rechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die verweerder zouden verplichten om van handhaving af te zien. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit naar voorlopig oordeel in stand kon blijven. De voorzieningenrechter merkte op dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.