ECLI:NL:RBMNE:2021:2298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2993
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) op basis van valse documenten

In deze zaak hebben eisers, afkomstig uit Irak, een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere om hun geboorteakten te registreren in de Basisregistratie Personen (BRP). Dit verzoek werd afgewezen op 24 februari 2020, omdat de overgelegde geboorteakten niet als origineel en authentiek werden beschouwd. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek beoordeeld in het licht van de geldende wetgeving en de feiten van de zaak.

Eisers hebben aangevoerd dat de afwijzing van hun verzoek hen onevenredig benadeelt, vooral omdat zij hun gegevens correct willen laten registreren voor een naturalisatieverzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgelegde documenten door Bureau Documenten zijn onderzocht en dat er onregelmatigheden zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het rapport van Bureau Documenten mocht baseren en dat er geen onzorgvuldigheden zijn aangetroffen in de besluitvorming.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat het voor hen onmogelijk is om naar Irak te reizen om nieuwe documenten aan te vragen. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het verzoek tot registratie van de geboorteakten heeft afgewezen en dat het beroep van eisers ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 1 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. S. Rahimzadeh),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A.M. Brouwers).

Procesverloop

Bij besluit van 24 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om registratie van kopieën van hun geboorteakten in de Basisregistratie Personen (Brp) afgewezen.
Bij besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videobeeldverbinding op 7 januari 2021. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers komen oorspronkelijk uit Irak. Zij wonen al enige tijd in Nederland en willen dat
hun gegevens in de Brp op de juiste manier worden vermeld, omdat dit nodig is voor het doen van een naturalisatieverzoek. Zij hebben op 4 februari 2020 bij verweerder een verzoek ingediend om de gegevens van de door hen overgelegde (kopieën van) Irakese geboorteaktes in de BRP op te nemen. Dit verzoek is al eerder door hen gedaan, maar is toen afgewezen.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft het verzoek afgewezen, omdat de overgelegde geboorteakten niet
origineel en authentiek zijn. Aan het besluit ligt een rapport van Bureau Documenten van 12 april 2013 ten grondslag waarin dezelfde geboorteaktes op echtheid zijn gecontroleerd. Bureau Documenten heeft geconstateerd dat de geboorteaktes met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de juiste instanties zijn opgemaakt en afgegeven en dat de legalisaties op deze aktes vals zijn. In hetzelfde rapport heeft Bureau Documenten een verklaring van de ambassade van 20 februari 2013 gecontroleerd op echtheid met als conclusie dat deze verklaring met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is en door een daartoe bevoegde instantie is opgemaakt en afgegeven. Verweerder heeft verder in de (later) overgelegde verklaringen van de Ambassade van 20 februari 2013 en 4 maart 2019 geen aanleiding gezien om de geboorteaktes alsnog te registreren in de Brp. Er is geen document overlegd dat voldoet aan de gestelde voorwaarden in artikel 2.8, tweede lid, onder c of d van de Brp. Verweerder ziet verder in de gestelde onmogelijkheid om te reizen naar Irak geen reden om een andere beslissing te nemen op het verzoek. Er is ook niet in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel, aldus verweerder.
Standpunt eisers
3. Eisers voeren aan dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. De conclusie dat de geboorteaktes met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de bevoegde instanties zijn opgemaakt en afgegeven is niet concludent. De aktes zijn niet als vals aangemerkt, de enige conclusie is dat ze niet door de bevoegde instantie zijn opgemaakt. De verklaring van de ambassade van 20 februari 2013 is wel als authentiek aangemerkt, daarom is het opvallend dat verweerder vraagtekens plaatst bij de echtheid van de geboorteaktes zelf. Het is verder niet mogelijk om naar Bagdad af te reizen voor een aanvraag van een nieuwe geboorteakte. Eisers hebben er belang bij dat hun gegevens in de Brp worden gewijzigd c.q. worden aangevuld. Hun gegevens staan nu niet goed geregistreerd en zij willen een naturalisatieverzoek indienen. Daarnaast is de afwijzing van de registratie voor eisers onevenredig nadelig. Het besluit is niet zorgvuldig voorbereid en niet goed gemotiveerd.
Wettelijk kader
4. In artikel 2.58, eerste lid, van de Brp is bepaald dat het college van burgemeester en
wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene voldoet hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
5. In artikel 2.8, tweede lid, van de Brp is bepaald dat de gegevens over de burgerlijke staat,
indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, worden ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e;
(…)
een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat de nu aan de orde zijnde geboorteaktes kopieën zijn van
eerder overgelegde aktes die door Bureau Documenten in het rapport van 12 april 2013 zijn onderzocht en waarover verweerder op 12 maart 2014 een besluit heeft genomen. Uit onderzoek van Bureau Documenten blijkt ten aanzien van de geboorteakte met zaaknummer [zaaknummer 1] het volgende:
“Na onderzoek van het document is gebleken:
Er zijn onregelmatigheden aangetroffen met betrekking tot de opmaak en afgifte van het document.
Op het document zijn meerdere afwijkende afdrukken van inktstempels aanwezig. De op het document en de aangehechte vertaling aangebrachte afdrukken van inktstempels uit naam van het “Ministry of Health’ en het ‘Ministerie van Justitie’ zijn of middels een printtechniek nagebootst of corresponderen niet met het beschikbare referentie-/vergelijkingsmateriaal.
De op het document en de aangehechte vertaling aangebrachte legalisatie uit naam van het Koerdische “Department of Foreign Relations” correspondeert niet met het beschikbare referentiemateriaal.

ConclusieBetreffende de opmaak en afgifte van het document: Gelet op het beschikbare referentiemateriaal en het genoemde in punt 2.1 sub 3 is de op het document en de aangehechte vertaling aangebrachte legalisatie uit naam van het Koerdische “Department of Foreign Relations” vals.

Gelet op het genoemde in punt 2.1 sub 1 en 2 is het in punt 2 genoemde documentmet aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de juiste instanties opgemaakt en afgegeven.
Betreffende de inhoud van het document: Dezerzijds kan niet worden vastgesteld of het in punt 2 genoemde document inhoudelijk juist is.”
Dezelfde conclusie is getrokken ten aanzien de geboorteakte met nummer [zaaknummer 2].
7. Zoals blijkt uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(ABRvS) [1] is het doel van de Wet Brp dat de in de Brp vermelde gegevens zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat de gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat deze in beginsel juist zijn. Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan slechts worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de Brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet Brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
8. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling [2] moet verweerder er zich ingevolge artikel
3:2 van de Awb van vergewissen, indien hij een adviesrapport aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dat dit - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien het advies niet aan deze eisen voldoet, zal het daarop gebaseerde besluit reeds daarom in rechte geen stand kunnen houden.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Het
rapport is overtuigend en er zijn geen onzorgvuldigheden aangetroffen. Verweerder mocht zich daarom op dit rapport baseren. Eisers hebben niets ingebracht tegen de conclusies van dit rapport anders dan dat uit de verklaringen van de ambassade blijkt dat de legalisatie wel in orde zou zijn. Verweerder merkt hierover terecht op dat de verklaringen van de ambassade uitsluitend betrekking hebben op de legalisatie van de overgelegde geboorteakten en niet zien op het vaststellen van de authenticiteit en de juistheid van de inhoud van de overgelegde documenten. Met deze verklaringen blijven de in het rapport van het Bureau Documenten vermelde onregelmatigheden overeind. De rechtbank stelt vast dat Bureau Documenten ook nader heeft uitgelegd waar deze onregelmatigheden uit bestaan. Dat Bureau Documenten met betrekking tot de opmaak en afgifte van de geboorteakten in haar conclusie geen absolute zekerheid heeft kunnen geven, betekent geenszins dat deze conclusie niet concludent is. Verweerder heeft het rapport van het Bureau Documenten aan zijn besluit ten grondslag mogen leggen. De rechtbank volgt eisers niet dat het besluit tot afwijzing van de registratie niet voldoende gemotiveerd is dan wel niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
10. De vraag of het voor eisers onmogelijk is om naar Irak af te reizen voor het verkrijgen van
documenten voor het doen van een naturalisatieverzoek is niet de vraag waar het in deze procedure in eerste instantie om draait. Aan de orde is de vraag of verweerder terecht de overgelegde geboorteakten niet heeft geregistreerd in de Brp. Voor zover eisers een beroep doen op artikel 2.8, onder e, van de Brp, kan de rechtbank verweerder volgen in zijn stelling dat eisers de onmogelijkheid van het reizen onvoldoende hebben aangetoond. De rechtbank verwijst daarbij naar de door verweerder gegeven motivering.
11. Begrijpelijk is dat het belang van eisers groot is bij een registratie in de Brp, echter dit
maakt niet dat verweerder zou moeten uitgaan van brondocumenten waarvan niet duidelijk is of de inhoud juist is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het verzoek van eisers tot registratie van de door hen overgelegde geboorteaktes heeft afgewezen. Daarmee heeft verweerder niet in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier, op 1 april 2021, en openbaar gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Uitspraak van de ABRvS van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:866)
2.Uitspraak van de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2017:3062)