In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. de Bie. De zaak betreft een verzoek van verzoekster om vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt in verband met een deskundigenonderzoek. Verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op 26 oktober 2020 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep is gegaan, omdat verweerder geen beslissing had genomen over de verzochte vergoeding van de kosten voor het deskundigenonderzoek. Op 22 december 2020 heeft verweerder alsnog beslist op de verzochte vergoeding, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en een verzoek om vergoeding van proceskosten heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er uit kan worden afgeleid dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 267,-, gebaseerd op de punten en de waarde per punt zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast is verweerder ook veroordeeld tot betaling van het griffierecht aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.