Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7
- de akte overlegging producties 11 en 12 van [eiseres]
- de akte aanvullende productie 8 van [gedaagde] .
2.Het geschil
en de Vennootschappen( [bedrijfsnaam 1] B.V., [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 3] B.V., toevoeging rechtbank)
om zich gedurende een periode van twee (2) jaar na de Transactiedatum zonder schriftelijke toestemming van Koper niet, direct of indirect, voor eigen rekening, of in dienst van, of anderszins voor rekening van een of meerdere derden, in Nederland, de volgende activiteiten te verrichten:
3.De beoordeling
“(…) Ik heb uiteindelijk gekozen om in loondienst verder te gaan, bij een bedrijf waarvan de waarden aansluiten bij mijn eigen waarde. Ik heb daarvoor dhr. [gedaagde] gebeld op 31 januari 2020 in de avond. Dhr. [gedaagde] heeft mij niet bewogen om [.] te verlaten dus. Hij heeft op mijn verzoek toelichting gegeven over [bedrijfsnaam 5] , nadat ik via een ander kanaal (het artsenoverleg van [.] in januari, onder andere via [D (voornaam)] ) had gehoord van het bestaan. (…)”. [eiseres] heeft hier niets tegenover gesteld. Haar stelling dat [gedaagde] deze medewerkster heeft benaderd om haar arbeidsovereenkomst met de vennootschappen te beëindigen om bij hem in dienst te treden, heeft zij dus niet onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] nog betoogd dat de bepaling van artikel 13.2. sub c zó moet worden gelezen dat (een vennootschap van) [gedaagde] alleen een werknemer van de vennootschappen in dienst mag nemen als deze werknemer eerst ergens anders heeft gewerkt. Volgens haar blijkt dat uit de bewoordingen
“om elders hun carrière voort te zetten”in de zin
“behoudens voor zover die personen dit uit eigen beweging gedaan hebben, doen of uit eigen beweging bij de betreffende Vennootschap uit dienst zijn gegaan om elders hun carrière voort te zetten”.Deze taalkundige uitleg van dit artikel is echter onbegrijpelijk. Dat (beide) partijen dit desondanks zo hebben bedoeld, heeft [eiseres] niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dan ook dat [gedaagde] ook ten aanzien van deze medewerkster het verbod niet heeft overtreden.
“behoudens voor zover die personen dit uit eigen beweging gedaan hebben, doen of uit eigen beweging bij de betreffende Vennootschap uit dienst zijn gegaan om elders hun carrière verder te zetten”heeft toegevoegd. Welk rechtsgevolg [eiseres] hieraan verbindt, is de rechtbank niet duidelijk. Vast staat bovendien dat [eiseres] met deze wijziging heeft ingestemd en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij wist wat zij ondertekende. Ten overvloede: tijdens deze mondelinge behandeling heeft [gedaagde] onweersproken verklaard dat hij de toegevoegde tekst niet zelf had bedacht. De overeenkomst was opgesteld door adviseurs van [eiseres] en deze tekst was al opgenomen in artikel 13 lid 1, dat gaat over het verbod voor de andere (voormalige) aandeelhouders. [gedaagde] heeft slechts voorgesteld om hierbij aan te sluiten.
€ 2.228,00+ (2 punten × tarief IV € 1.114,00)