ECLI:NL:RBMNE:2021:2394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
8984141
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens ernstige overlast door intimidatie en bedreiging van omwonenden

In deze zaak heeft de Stichting Mitros de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst met de gedaagde te ontbinden wegens ernstige overlast die hij zou veroorzaken. De gedaagde huurt sinds 1 november 2006 een woning van Mitros en er zijn herhaaldelijk klachten binnengekomen van omwonenden over zijn gedrag, waaronder intimidatie en bedreiging. Mitros heeft geprobeerd om met de gedaagde in gesprek te gaan, maar de overlast bleef aanhouden. De kantonrechter heeft op basis van de ingediende klachten en het buurtonderzoek geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overlast zo ernstig is dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De gedaagde heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de klachten te weerleggen. De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen drie maanden te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Mitros.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8984141 UC EXPL 21-641 MHt/5375
Vonnis van 9 juni 2021
inzake
de stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
hierna ook te noemen: Mitros,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.F. van Hulst.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Mitros heeft op 19 januari 2021 [gedaagde] gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens besloten dat de zaak op een zitting verder besproken moet worden.
Zowel Mitros als [gedaagde] hebben, vóórdat de zaak met de kantonrechter is besproken, nog nadere stukken opgestuurd.
1.2.
De zaak is bij de kantonrechter besproken op 6 mei 2021. Aan het eind van de zitting heeft de kantonrechter medegedeeld dat hij vonnis zal wijzen.

2.Waar het in deze zaak om gaat

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 1 november 2006 van Mitros de woning gelegen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam] . Op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst zijn de door Mitros opgestelde "Algemene voorwaarden voor zelfstandige woonruimte 2002" van toepassing.
2.2.
Mitros heeft in augustus 2020 een melding ontvangen van de onderbuurvrouw van [gedaagde] wonende op [straatnaam 1] [nummeraanduiding 2] , mevrouw [A] . Zij heeft tegen Mitros gezegd dat [gedaagde] ’s nachts bij haar aanbelt, op de ramen bonkt, en de doorgang naar haar woning belemmert.
2.3.
Op 20 augustus 2020 heeft Mitros een brief verstuurd aan [gedaagde] , waarin [gedaagde] is uitgenodigd voor een gesprek naar aanleiding van deze melding. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2020. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt met [gedaagde] , waaronder dat hij de confrontatie met buren uit de weg zal gaan en hen niet onnodig zal aanspreken.
2.4.
In oktober 2020 heeft Mitros nieuwe klachten ontvangen van omwonenden over het gedrag van [gedaagde] . Mitros is hierover opnieuw in gesprek gegaan met [gedaagde] . Dat is gebeurd op 13 oktober 2020.
2.5.
Op 21 oktober 2020 heeft Mitros vervolgens vernomen dat Mevrouw [A] in een tunnel is tegengehouden door [gedaagde] en door hem is bedreigd. Mevrouw [A] heeft op 30 oktober 2020 aangifte gedaan tegen [gedaagde] . In de aangifte is onder meer het volgende opgenomen:
"
Zaterdag 17 oktober 2020
Ik fietste vanuit mijn werk door de tunnel bij het [naam ziekenhuis] ziekenhuis te [plaatsnaam] . Ik (…) zag [gedaagde (voornaam)][ [gedaagde] ]
in deze tunnel staan. Ik (…) remde iets af met mijn fiets, ik zag dat [gedaagde (voornaam)] mij in de gaten had en ik zag dat [gedaagde (voornaam)] de bak voorop mijn fiets vast pakte. Ik hoorde dat [gedaagde (voornaam)] zei: “denk je nou echt dat jij slimmer bent dan ik, om een camera te plaatsen want ik ben veel slimmer, ik ga je helemaal kapot maken, zodat je niet meer kan praten". (…) Ik hoorde dat [gedaagde (voornaam)] zei: "je bent een kankerhoer, hou je teringbek, ik ben echt niet klaar met jou (…) ik ga je echt kapot maken".
(…)
Ik kan u vertellen dat ik vanaf 19 oktober tot heden niet meer in mijn woning woon. Ik verblijf bij een vriendin. Ik durf niet meer alleen in mijn woning te zijn (…)."
2.6.
In de aangifte worden verder een aantal data genoemd in de maanden juli, augustus, september en oktober 2020, waarop [gedaagde] volgens mevrouw [A] voor haar voordeur stond toen zij thuis kwam van haar werk. Ook verklaart mevrouw [A] dat [gedaagde] haar al eens eerder, op 21 juli 2020, heeft bedreigd en toen ook ’s nachts op het raam van haar slaapkamer stond te tikken.
2.7.
Eveneens op 21 oktober 2020 heeft Mitros gesproken met de bewoner van de woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 3] , de heer [B] . Mitros heeft van dit gesprek een verslag gemaakt. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
"
Pas geleden heeft [B (voornaam)][ [B] ]
de politie gebelde omdat er opnieuw camera’s hingen bij meneer [gedaagde] . Hij geeft aan dat dit al een jarenlang probleem is. Meneer [gedaagde] hangt camera’s op en filmt hiermee bewoners. Nadat [B (voornaam)] de politie heeft gebeld, is hij bedreigt door meneer [gedaagde] . Hij heeft gezegd jou neem ik nog wel te grazen."
2.8.
Naar aanleiding van de ontvangen klachten over [gedaagde] , heeft Mitros een buurtonderzoek verricht. Dit onderzoek bestond uit (telefoon)gesprekken met diverse (voormalige) omwonenden van [gedaagde] . In de door Mitros overgelegde gespreksverslagen staat onder meer het volgende:
"
28-10-2020
Gesproken met de heer [C] (…), [straatnaam 1] [nummeraanduiding 4] . (…) Vanaf dat hij hier woont word hij lastiggevallen en geïntimideerd door meneer [gedaagde] . (…) Hij maakt racistische opmerkingen als kanker Marokkaan. Ook heeft de heer [gedaagde] een keer zijn voet uitgestoken naar meneer zijn hond. (…) Meneer had een ex-vriendin met 2 kinderen. Deze voelde zich ook geïntimideerd door meneer [gedaagde] . Hij stond contact[de kantonrechter begrijpt: constant]
met zijn telefoon naar de woning te kijken en hun in de gaten te houden. (…) Constant heeft meneer [gedaagde] camera’s hangen dit vind hij erg intimiderend. (…)
30-10-2020
(…)
[straatnaam 1] [nummeraanduiding 5] :
Op 30 oktober 2020 heb ik mevrouw telefonisch gesproken. Mevrouw gaf gelijk aan overlast te ervaren van meneer [gedaagde] . (…) Mevrouw gaf aan dat meneer mensen in de gaten houdt met zijn camera’s. (…) Mevrouw gaf aan dat meneer van iedereen foto’s loopt te maken. Als meneer hierop wordt aangesproken geeft hij aan dat hij het recht daarvoor heeft. (…) Mevrouw gaf aan dat meneer in de hele wijk mensen lastig valt. (…)
2-11-2020
Ik heb vandaag gesproken met [D] . Zij woonde met haar vriend van 2018-2019 in de particuliere huur aan de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] . Zij zijn mede verhuisd vanwege de overlast die zij ervaarde van meneer [gedaagde] . (…) Hij bemoeide zich met van alles en nog wat en deed zich voor als beheerder. (…) Meneer ging iedereen vertellen waar zij wel of niet hun vuil neer mochten zetten. Hij gaf dan aan dat hij op zijn camera’s had gezien wie het volgens hem verkeerd had neergezet en ging daar aan de deur of hing briefjes op. De camera bij zijn voordeur stond precies op hun gebouw gericht. (…) Als het hondje[van mevrouw [D] ]
meneer [gedaagde] zag, raakte hij compleet overstuur en wilde meneer aanvliegen. Toen mevrouw dit besprak met een aantal buren gaven zij aan dat meneer [gedaagde] bij haar door de ramen staat te kijken en ook foto’s maakt als ze niet thuis is. (…) Hij heeft hun particuliere verhuurder opgebeld en deed zich voor als een van de bewoners van het complex. Gaf aan overlast te ervaren van de hond en eiste dat zij deze weg moesten doen. (…) [D (voornaam)] voelde zich in de tijd op de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] onveilig en bekeken. (…)
3-11-2020
Op 3 november 2020 heb ik mevrouw telefonisch gesproken, woonachtig op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 6] . Mevrouw heeft aangegeven dat mensen niet snel op bezoek komen, vanwege de camera’s die meneer [gedaagde] heeft hangen. (…) Meneer [gedaagde] heeft aangegeven dat hij mevrouw ‘kapot zal maken’. (…) Meneer [gedaagde] heeft de vorige hond van mevrouw getrapt en die werd toen vals naar meneer toe. (…) Mevrouw gaf aan dat meneer op ramen bonkt en hierdoor de honden gaan blaffen. Meneer luistert gesprekken af via de intercom. Laatst sprak mevrouw met haar buurvrouw en toen was meneer aan het meeluisteren. Mevrouw heeft toen een klap gegeven op de intercom. Meneer [gedaagde] is toen boos naar beneden gelopen, is toen weer naar boven gegaan en heeft toen de deur hard achter zich dichtgegooid. (…) Mevrouw gaf aan dat hij momenteel niet filmt. Is wel met een drone langs huizen gegaan en filmt dan naar binnen. Heeft ook vaak mensen gefilmd en gefotografeerd die buiten liepen. (…) Een tijdje terug waren kinderen op een warme dag met elkaar aan het spelen. Het jongetje had toen het bikinibroekje van het meisje naar beneden getrokken. Meneer [gedaagde] is toen plat gaan liggen op de grond om het geslachtsdeel van het meisje vast te leggen. (…) Mevrouw gaf aan dat hij wel eens de vuilniszakken uit de handen van een persoon heeft getrokken en hierbij heeft aangegeven dat hij zelf bepaald of die vuilniszak erin mag worden gegooid. Meneer heeft toen de vuilniszak opengemaakt en de inhoud ervan doorzocht.
3-11-2020
Anonieme melding
Op 3 november 2020 heb ik mevrouw gesproken. Mevrouw heeft aangegeven dat ze zich niet prettig voelt als meneer thuis is. Meneer heeft camera’s hangen en spreekt mevrouw wel eens aan als ze de auto ergens anders heeft staan, omdat hij dit op de camerabeelden terug kan zien. Als mevrouw aankomt, kijkt hij gelijk naar buiten."
2.9.
Mitros vordert in deze procedure dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen Mitros en [gedaagde] ontbindt en [gedaagde] veroordeelt om het gehuurde te ontruimen en te verlaten binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Uit de diverse klachten van omwonenden blijkt volgens Mitros dat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt. Mitros betoogt dat [gedaagde] zich daardoor niet als een goed huurder gedraagt. Dat levert een tekortkoming op in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst tussen [gedaagde] en Mitros. Een tekortkoming die ernstig genoeg is om de ontbinding te kunnen rechtvaardigen, zo stelt Mitros.
2.10.
Verder vordert Mitros dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Mitros gemaakte proceskosten. Ook vordert Mitros dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dat wil zeggen dat de uitspraak van de kantonrechter onmiddellijk moet worden nageleefd en ten uitvoer kan worden gelegd, ongeacht of hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.
2.11.
[gedaagde] is het niet eens met de stelling van Mitros dat hij overlast veroorzaakt. Volgens [gedaagde] zijn de klachten van de omwonenden onjuist. [gedaagde] betoogt dat de buurt tegen hem wordt opgezet. Ook stelt [gedaagde] dat de verschillende klachten waar Mitros naar verwijst grotendeels zijn gebaseerd op geruchten die de klagers van anderen hebben vernomen, in plaats van eigen waarnemingen. Volgens [gedaagde] is er dan ook geen sprake van een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

3.De beoordeling

3.1.
Centraal in deze zaak staat de vraag of [gedaagde] onrechtmatige overlast heeft veroorzaakt. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. De kantonrechter is tevens van oordeel dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast zo ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Hierna zal de kantonrechter uitleggen hoe en waarom hij tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst
3.2.
Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: "BW") is de huurder verplicht zich als een goed huurder te gedragen. Dat betekent niet alleen dat hij voor de gehuurde zaak zelf goed dient te zorgen, maar ook dat hij geen overlast bezorgt aan omwonenden. De verplichting om geen overlast te veroorzaken is ook opgenomen in artikel 9.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden.
3.3.
Ter onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] overlast veroorzaakt, heeft Mitros gewezen op de aangifte van mevrouw [A] , de eerder door haar ontvangen meldingen, en de resultaten van het buurtonderzoek. Uit deze stukken blijkt dat (ten minste) 7 omwonenden, die op verschillende plekken in de [straatnaam 1] (of zelfs daarbuiten) wonen, aangeven overlast te ervaren door het gedrag van [gedaagde] . De diverse klachten van de verschillende omwonenden komen op belangrijke punten met elkaar overeen en zijn veelal geconcretiseerd aan de hand van voorbeelden.
3.4.
Uit de diverse klachten komt als rode draad naar voren dat [gedaagde] zich intimiderend en bedreigend opstelt richting diverse omwonenden en structureel inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van omwonenden. Dit laatste wordt niet alleen als onplezierig en hinderlijk ervaren, maar draagt ook bij aan het gevoel van intimidatie. Uit de stukken volgt verder dat het gedrag van [gedaagde] bij mevrouw [D] en mevrouw [A] een dermate sterk gevoel van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt, dat zij zijn verhuisd (mevrouw [D] ) dan wel niet langer in hun eigen woning durven te verblijven (mevrouw [A] ).
3.5.
Het lag op de weg van [gedaagde] om de inhoud van de klachten concreet, gemotiveerd en onderbouwd te betwisten. Daarin is [gedaagde] niet geslaagd. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom niet.
3.6.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de klachten ongegrond zijn, met uitzondering van de klachten over de aanwezigheid van camera’s en de bedreiging van de heer [B] . Volgens [gedaagde] gaat het om valse aantijgingen, die het gevolg zijn van een samenspel waarbij buurtbewoners tegen hem worden opgezet. De bewoonster van [straatnaam 1] [nummeraanduiding 6] zou de aanstichter zijn hiervan. [gedaagde] kan echter geen reden geven waarom de bewoonster van [straatnaam 1] [nummeraanduiding 6] hiertoe zou overgaan en waarom de andere bewoners hier dan zomaar in mee gaan. Enig bewijs waaruit blijkt van dit samenspel, is ook uitgebleven. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan deze stelling.
3.7.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat een deel van de klachten aantoonbaar onjuist is. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [gedaagde] een aantal verklaringen in het geding gebracht, waaruit volgens [gedaagde] blijkt dat hij zich ten tijde van bepaalde incidenten in het gezelschap van anderen bevond. In de eerste plaats heeft [gedaagde] gewezen op twee verklaringen van mevrouw [E] . De kantonrechter kent echter slechts beperkt waarde toe aan deze verklaringen. Tussen mevrouw [E] en [gedaagde] bestaat immers volgens [gedaagde] zelf een hechte vriendschap, zodat mevrouw [E] niet kan worden aangemerkt als een objectieve getuige. De enkele verklaring van mevrouw [E] acht de kantonrechter dan ook onvoldoende. Overigens geldt dat de inhoud van de verklaringen van mevrouw [E] de incidenten op (in ieder geval) 15 augustus 2020 en 17 oktober 2020 ook niet uitsluit.
3.8.
Daarnaast heeft [gedaagde] twee verklaringen van derden (de heren [F] en [G] ) overgelegd. Deze verklaringen zijn summier en de door beiden genoemde (specifieke) tijdstippen overlappen slechts beperkt (of niet) met de tijdstippen genoemd in de aangifte van mevrouw [A] . Daarbij komt dat het hier gaat om gebeurtenissen die zich maanden geleden hebben voorgedaan. Gelet hierop, acht de kantonrechter deze verklaringen op zichzelf weinig overtuigend: het is immers zeer wel mogelijk dat beide heren of mevrouw [A] zich na al die tijd een half uur heeft vergist in de tijd. Maar zelfs al zou de kantonrechter ervan uitgaan dat alle genoemde tijdstippen accuraat zijn en ervan uitgaan dat de gestelde incidenten daarom niet hebben plaatsgevonden, dan maakt dit voor zijn eindoordeel geen verschil. De verklaringen hebben betrekking op slechts een (zeer) beperkt deel van de ontvangen overlastklachten.
3.9.
[gedaagde] betoogt verder dat de meeste overlastklachten niet zijn gebaseerd op feiten of eigen waarnemingen, maar op geruchten uit onbekend blijvende bronnen. De kantonrechter begrijpt dit als een betwisting van de geloofwaardigheid van de overlastklachten. Die betwisting slaagt niet. Uit de hierboven aangehaalde passages uit de verklaringen van diverse omwonenden, blijkt dat zij voor een groot deel verklaren over ervaringen die zij zelf hebben ondervonden.
3.10.
Ten slotte geeft de door [gedaagde] overgelegde verklaring van de heer [H] , een andere buurtbewoner, evenmin aanleiding om aan de overlast te twijfelen. Uit zijn verklaring blijkt immers slechts dat hij geen structurele overlast ondervindt van [gedaagde] . Dat zegt nog niets over de situatie tussen [gedaagde] en de diverse omwonenden die zich bij Mitros hebben gemeld.
3.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de klachten geloofwaardig acht en uitgaat van de juistheid daarvan. Gelet op de inhoud van deze klachten, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter structureel onrechtmatige overlast veroorzaakt voor diverse omwonenden. Dit leidt tot de slotsom dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst.
De tekortkoming van [gedaagde] rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst
3.12.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betekent dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de huurovereenkomst (zie oa HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
3.13.
Aan de hand van bovenstaande maatstaf moet de ernst van de tekortkomingen van [gedaagde] worden afgewogen tegen het woonbelang van [gedaagde] . Hoewel [gedaagde] evident belang heeft bij het behoud van zijn woning, is de kantonrechter van oordeel dat de tekortkomingen van [gedaagde] , bezien in onderling verband en samenhang, zodanig ernstig zijn dat het woonbelang van [gedaagde] daarvoor moet wijken.
3.14.
De kantonrechter laat daarbij in de eerste plaats de ernst en de duur van de overlast meewegen. De gedragingen van [gedaagde] zijn niet eenmalig geweest, maar vertonen een structureel en stelselmatig karakter. Als gevolg van deze gedragingen voelen diverse omwonenden zich al langere tijd bekeken, geïntimideerd en onveilig. Voor twee bewoners is het gedrag van [gedaagde] zelfs aanleiding geweest om (al dan niet tijdelijk) te vertrekken uit hun woning. De kantonrechter acht verder van belang dat [gedaagde] een gewaarschuwd mens was. Binnen relatief korte tijd heeft [gedaagde] twee keer een gesprek gehad met Mitros over de binnengekomen klachten, waarbij ook afspraken zijn gemaakt. Die afspraken heeft [gedaagde] kort daarna en op ernstige wijze overschreden. Ten slotte blijkt niet van enig zicht op verbetering van de situatie. Ook [gedaagde] geeft toe dat de verhoudingen tussen hem en diverse omwonenden inmiddels ernstig zijn verstoord. Tegelijkertijd ontbreekt het bij [gedaagde] aan enig inzicht in zijn eigen handelen. Ook tijdens de zitting heeft [gedaagde] aangegeven niet in te zien wat hij fout doet en legt hij de schuld enkel bij anderen.
Termijn waarbinnen [gedaagde] het gehuurde dient te ontruimen en te verlaten
3.15.
Mede omdat de huurverhouding tussen Mitros en [gedaagde] ruim 14 jaar heeft geduurd, zal de kantonrechter aan [gedaagde] een ruimere termijn verlenen voor de ontruiming. Dit zodat [gedaagde] meer tijd heeft om te voorzien in woonruimte elders. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op drie maanden na de datum van betekening van dit vonnis. Het voorgaande laat onverlet dat [gedaagde] een vergoeding is verschuldigd ter hoogte van de laatst geldende huurprijs, vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de dag van de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde.
Proceskosten
3.16.
[gedaagde] moet de proceskosten van Mitros betalen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De kosten van Mitros worden als volgt begroot:
- dagvaarding € 103,83
- griffierecht € 126
- salaris gemachtigde
€ 374 (2 punten x tarief € 187)
totaal € 603,83
3.17.
Als Mitros nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet [gedaagde] die ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.18.
Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard voor wat betreft:
- de ontbinding van de huurovereenkomst tussen Mitros en [gedaagde] ;
- de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde; en
- de proceskostenveroordeling.

4.De beslissing

De kantonrechter:
1. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan het adres [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam] per de datum van dit vonnis;
2. veroordeelt [gedaagde] om deze woning binnen drie maanden na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Mitros, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Mitros te stellen;
3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Mitros, tot op de datum van dit vonnis begroot op € 603,83;
4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de na dit vonnis voor Mitros ontstane kosten, begroot op € 62 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68 en de explootkosten van betekening van het vonnis, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juni 2021, in aanwezigheid van de griffier.