ECLI:NL:RBMNE:2021:2432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/16/521684 / KG ZA 21-268
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de vader zonder toestemming van de moeder in het kader van co-ouderschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2021, heeft de moeder een vordering ingediend tegen de vader met betrekking tot zijn voorgenomen verhuizing. De ouders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg van hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader heeft besloten te verhuizen naar een nieuwe woning, maar [kind 1] zal niet met hem verhuizen. De moeder is van mening dat de vader geen toestemming heeft om te verhuizen zonder haar goedkeuring, omdat dit de uitvoering van hun co-ouderschap zou beïnvloeden. De vader stelt echter dat hij geen toestemming nodig heeft, aangezien [kind 1] niet met hem verhuist.

De rechtbank heeft de vorderingen van de moeder afgewezen. De rechter oordeelde dat de vader, als verzorgende ouder, het recht heeft om vrij te verhuizen, zolang hij [kind 1] niet meeneemt. De rechtbank benadrukte dat de vader bij een verhuizing met [kind 1] wel toestemming van de moeder of vervangende toestemming van de rechter nodig heeft, maar dat dit in dit geval niet aan de orde is, omdat [kind 1] niet met de vader verhuist. De rechter heeft ook opgemerkt dat het in het belang van [kind 1] is dat er nieuwe afspraken worden gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken, nu de situatie is veranderd door de verhuizing van de vader.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familiezaken. De uitspraak benadrukt het belang van de rechten van beide ouders en de noodzaak om in het belang van de kinderen te handelen, vooral in situaties van co-ouderschap. De beslissing kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/521684 / KG ZA 21-268
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter zitting van 9 juni 2021
in de zaak van
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.A.V. Daansen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. C.A.H. Boom.
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Het dictum van de uitspraak en de gronden waarop deze berust zijn hieronder weergegeven.

1.De beslissing

De rechtbank:
1.1.
wijst af de vorderingen van de moeder;
1.2.
bepaalt dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen.

2.De gronden van de beslissing

Waar gaat het over?
2.1.
Partijen zijn de ouders van [kind 1] , geboren op [2006] in [geboorteplaats] (14 jaar) en [kind 2] , geboren op [2002] in [geboorteplaats] (18 jaar). Zij hebben samen het gezag over [kind 1] . [kind 1] staat ingeschreven op het adres van zijn vader en [kind 2] staat ingeschreven op het adres van haar moeder. Partijen hebben sinds 2016 conform het ouderschapsplan uitvoering gegeven aan co-ouderschap. Dat betekent dat [kind 1] de ene week bij zijn moeder en de andere week bij zijn vader verbleef. Sinds twee maanden verblijft [kind 1] bij zijn moeder en heeft hij geen of weinig contact met zijn vader.
2.2.
De vader heeft de keuze gemaakt om zijn huidige woning in [woonplaats] te verkopen en te verhuizen naar zijn nieuw aangekochte woning in [woonplaats] . Op 23 juli 2021 zal hij feitelijk verhuizen. Omdat [kind 1] aan de vader heeft verteld niet bij hem in [woonplaats] te willen wonen, verhuist de vader niet met [kind 1] . De vader vindt dat hijzelf geen toestemming van de moeder nodig heeft om te mogen verhuizen. De vader zegt dat hij met de moeder wil overleggen over de aanpassing van de zorgregeling voor [kind 1] en compensatie.
2.3.
De moeder is het niet eens met de verhuizing van de vader naar [woonplaats] die tot gevolg heeft dat er geen uitvoering meer kan worden gegeven aan het co-ouderschap. De moeder vindt dat de vader in [woonplaats] of de omgeving moet blijven wonen en niet mag verhuizen naar [woonplaats] zonder haar toestemming of de vervangende toestemming van de rechter. En als hij al is verhuisd, dan moet hij terugverhuizen. Zij verwijst naar vaste rechtspraak waarin eisen worden gesteld aan de verzorgende ouder bij een verhuizing. De vader heeft nagelaten om de verhuizing vooraf met de moeder te overleggen en nu is de verhuizing een voldongen feit. De moeder vindt dat de vader hiermee zijn eigen belangen voorop de belangen van de kinderen heeft gesteld. De moeder vindt het niet eerlijk en zwaar dat de zorg en opvoeding van [kind 1] nu grotendeels op haar neerkomt terwijl dat voorheen tussen de ouders werd gedeeld. Volgens de moeder wil [kind 1] ook niet dat de vader verhuist en het co-ouderschap verandert.
De gronden van de beslissing
2.4.
De rechter wijst de vorderingen van de moeder onder I (de vader verbieden om te verhuizen of hem gebieden terug te verhuizen) en II (de vader verbieden om [kind 1] op een andere school in te schrijven) af en legt uit waarom.
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat een verzorgende ouder, net als een ieder, het recht heeft zich vrijelijk te verplaatsen in het land of buitenland en zijn verblijfplaats te kiezen. De vader mag dus wonen waar hij wil, zolang hij [kind 1] niet meeneemt. Als de vader mét [kind 1] wil verhuizen, dan ligt dat anders. Omdat de ouders samen het gezag over [kind 1] hebben, heeft de vader bij een verhuizing met [kind 1] de toestemming van de moeder of de vervangende toestemming van de rechter nodig. Dit omdat een verhuizing het gezag van de moeder en haar omgang met [kind 1] beperkt. Als dat het geval zou zijn, dan zou er een rechtvaardiging zijn om de vrijheid van de vader zich vrijelijk te kunnen verplaatsen te beperken voor de bescherming van de rechten en vrijheden van de moeder en [kind 1] . Dat is hier niet het geval. De vader verhuist zonder [kind 1] en dat mag hij vrijelijk doen.
2.5.
De rechter wijst de vordering van de moeder onder III af en legt uit waarom.
De vader zal per 23 juli 2021 verhuizen. Dat betekent dat het co-ouderschap niet meer kan worden uitgevoerd. Het is niet in het belang van [kind 1] dat hij nu geen of weinig contact met zijn vader heeft, omdat hij geen verandering wenst. De ouders moeten samen nieuwe afspraken maken over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [kind 1] die passen bij de nieuwe situatie. [woonplaats] is op een uur rijafstand vanaf [woonplaats] en dat is te doen. [kind 1] wordt ouder en heeft zelf ook wensen, zoals voetbal en afspreken met vrienden. Als de voorstellen van de vader niet haalbaar zijn, dan kunnen ouders ook afspreken dat [kind 1] bijvoorbeeld drie van de vier weekenden naar zijn vader gaat of van zaterdag na zijn voetbal tot maandagochtend.
2.6.
De rechter zal de proceskosten tussen partijen compenseren zoals dat gebruikelijk is in familiezaken. Dat betekent dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen.
Waarvan op 14 juni 2021 is opgemaakt dit proces-verbaal.
Griffier
mr. Ö. Duran
Rechter, tevens kinderrechter
mr. M.A.A.T. Engbers
Tegen deze beslissing kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901 (https://www.navigator.nl/document/id1576200804250713231hradmusp?h1=%281:253a%29%2c%28hoofdverblijfplaats%29&anchor=id-242_2008-04-25_07-13231hr__usp)), waarin wordt verwezen naar artikel 2 van het Vierde protocol bij het EVRM.