In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de zorgtoeslag voor het jaar 2018. Eiser ontving een voorschot zorgtoeslag van € 1.656, maar de Belastingdienst heeft in een besluit van 1 mei 2020 het recht op zorgtoeslag definitief vastgesteld op nihil, met de verplichting voor eiser om € 1.711 terug te betalen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 september 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 4 februari 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de Belastingdienst in de gelegenheid te stellen een nieuw standpunt in te nemen. Dit leidde tot een nieuw besluit op 6 maart 2021, waarin de zorgtoeslag voor 2018 opnieuw werd vastgesteld op € 170,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst met dit nieuwe besluit een ander standpunt heeft ingenomen, waardoor het beroep tegen het eerdere besluit van 4 september 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst de regelgeving correct heeft toegepast en dat het recht op zorgtoeslag voor eiser terecht is vastgesteld op € 170,-. Eiser's argumenten over de nabetaling van inkomen en de status van zijn echtgenote als toeslagpartner werden verworpen. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan.