ECLI:NL:RBMNE:2021:2503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
521160 HA RK 21-96
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoeken tegen leden van de wrakingskamer en de rechter van rechtbank Midden-Nederland

In deze wrakingszaak heeft verzoeker, wonende in Zweden, meerdere wrakingsverzoeken ingediend tegen de leden van de wrakingskamer van de rechtbank Midden-Nederland en tegen de behandelend rechter mr. F.H. Charbon. De wrakingskamer heeft op 9 juni 2021 uitspraak gedaan op deze verzoeken. De verzoeker heeft zijn eerste wrakingsverzoek op 23 april 2021 ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek te laat was ingediend. De gronden voor de wraking waren al bekend tijdens de zitting van 16 maart 2021, maar verzoeker heeft gewacht met indienen tot vijf weken later. De wrakingskamer oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het tijdsverloop rechtvaardigden.

De verzoeker heeft ook de leden van de wrakingskamer gewraakt, maar deze verzoeken werden eveneens buiten behandeling gesteld. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, omdat hij de wraking gebruikte om zijn zaak door een andere rechtbank te laten behandelen, wat niet de bedoeling van het wrakingsmiddel is.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk alle wrakingsverzoeken van verzoeker afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken. Tevens werd er een wrakingsverbod opgelegd aan verzoeker voor toekomstige verzoeken in de procedure met zaaknummer 8698689

UE VERZ 20/253, omdat zijn herhaalde verzoeken de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmerden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 521160 HA RK 21-96
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 9 juni 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , Zweden,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 maart 2021 in de hoofdzaak;
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 23 april 2021, door de rechtbank ontvangen op 29 april 2021;
  • de reactie op het wrakingsverzoek van de mr. F.H. Charbon van 10 mei 2021;
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 28 mei 2021 tot wraking van de leden van de wrakingskamer.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 25 mei 2021 via Skype for Business in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen: verzoeker en mr. F.H. Charbon. Tevens zijn verschenen [A] en mr. Y.H. van Ballegooijen, namens de wederpartij in de hoofdzaak.
1.3.
Op 28 mei 2021 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de leden van de wrakingskamer.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het eerste verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer

2.1.
Verzoeker heeft tijdens de zitting de leden van de wrakingskamer gewraakt. Hieraan heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat de leden van de wrakingskamer niet onafhankelijk en onpartijdig kunnen oordelen over hun collega’s, die werkzaam zijn bij dezelfde rechtbank.
2.2.
De wrakingskamer heeft, na een korte schorsing van de zitting, dit wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld, omdat sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer leidt namelijk uit wat verzoeker op zitting heeft gezegd af dat hij met het wrakingsverzoek beoogt dat zijn zaak, alsmede het wrakingsverzoek door een andere rechtbank zal worden behandeld, omdat hij het niet eens is met de verschillende uitspraken die rechtbank Midden-Nederland in zijn eerdere zaken heeft gedaan. Het wrakingsmiddel is hiervoor echter niet bedoeld. Verzoeker maakt evident misbruik van het zijn recht een wrakingsverzoek in te dienen door de leden van wrakingskamer om deze reden te wraken. De wrakingskamer stelt daarom dit wrakingsverzoek buiten behandeling.

3.Het tweede verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer

3.1.
Verzoeker heeft later tijdens de zitting de leden van de wrakingskamer nogmaals gewraakt. Hieraan heeft verzoeker dezelfde gronden ten grondslag gelegd als bij het eerste wrakingsverzoek, aangevuld met de grond dat de wrakingskamer de heer [A] en mr. Van Ballegooijen heeft toegelaten tot de zitting, waardoor verzoeker niet vrijelijk zijn zaak kan bespreken.
3.2.
De wrakingskamer heeft, na een korte schorsing van de zitting, ook dit wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld. Verzoeker heeft voor het overgrote deel de gronden van het eerste wrakingsverzoek herhaald, en dat verzoek was al buiten behandeling gesteld. Wat betreft de aanwezigheid van de heer [A] en mr. Van Ballegooijen is door de wrakingskamer tijdens de zitting uitgelegd dat de heer [A] en mr. Van Ballegooijen als vertegenwoordigers van de wederpartij in de hoofdzaak zijn uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer. Daarnaast is uitgelegd dat de zitting van de wrakingskamer een openbare zitting is, zodat iedereen ook als zij daartoe niet zijn uitgenodigd de zitting mag bijwonen. Dit levert dus geen grond op voor wraking. De wrakingskamer begrijpt dat het doel van verzoeker is om zijn zaak door een (wrakingskamer van een) andere rechtbank behandeld te krijgen, maar daarvoor is het wrakingsmiddel niet bedoeld.

4.Het derde verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer

4.1.
Bij brief van 28 mei 2021 heeft verzoeker de leden van de wrakingskamer voor de derde maal gewraakt. Hij heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. De heer [A] en mr. Van Ballegooijen waren bij de zitting van de wrakingskamer aanwezig. Verzoeker heeft de wrakingskamer verzocht hen uit de zitting te verwijderen, maar daaraan is geen gehoor gegeven. Verzoeker heeft daarom de wrakingskamer gewraakt, maar dat verzoek is niet in behandeling genomen. Omdat verzoeker niet meer in staat was zijn verweer te voeren, is de zitting daarom per onmiddellijk en zonder inhoudelijke behandeling voortijdig geëindigd. De wrakingskamer heeft hiermee wederom bewijs geleverd van de partijdigheid en het gebrek aan onafhankelijkheid van de rechtbank Midden-Nederland. Verzoeker was niet geïnformeerd dat de heer [A] en mr. Van Ballegooijen voor de zitting waren uitgenodigd, zodat sprake is van ongelijkwaardige behandeling van partijen. De partijdigheid van de leden van de wrakingskamer wordt nog eens benadrukt, nu zij de heer [A] en mr. Van Ballegooijen niet tijdens de zitting hebben gevraagd of zij uit eigen beweging de zitting zouden willen verlaten. Tot slot verzoekt verzoeker, met verwijzing naar de brief van 23 april 2021, opnieuw om de zaak aan een ander arrondissement over te dragen. Daar komt als argument bij dat de kosten van mr. Van Ballegooijen worden betaald via de ledenbijdragen van de wederpartij in de hoofdzaak en verzoeker daarvan waarschijnlijk weer de schuld zal krijgen. De rechtbank heeft zich hiermee partij gemaakt bij het geschil. Het is niet alleen in het persoonlijk belang van verzoeker, maar ook in het belang van de rechtspraak dat de zaak wordt overgedragen aan een ander arrondissement.
4.2.
De wrakingskamer stelt ook dit wrakingsverzoek buiten behandeling. De gronden die verzoeker aan dit wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd zijn in essentie gelijkluidend aan de gronden die verzoeker aan het eerste en tweede wrakingsverzoek heeft neergelegd en deze beide wrakingsverzoeken zijn tijdens de zitting van de wrakingskamer al buiten behandeling gesteld. De wrakingskamer verwijst naar hetgeen onder punten 2. tot en met 3.2. is overwogen. In dat wat verzoeker aan dit derde wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd ziet de wrakingskamer geen reden om hierover anders te oordelen.

5.Het verzoek tot wraking van alle rechters van rechtbank Midden-Nederland

5.1.
Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek de hele rechtbank Midden-Nederland gewraakt. Verzoeker heeft verzocht om zijn procedure aan een ander arrondissement over te dragen.
5.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
5.3.
Uit artikel 36 Rv blijkt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen. Een beweerd gebrek aan onafhankelijkheid van alle rechters van een rechtbank levert derhalve geen grond voor wraking op. Dit geldt evenzeer voor het op voorhand wraken van ieder lid van de rechtbank of ieder lid van een rechterlijk college. Het wrakingsverzoek is daarom op dit punt niet-ontvankelijk.

6.Het verzoek tot wraking van de rechter

6.1.
Het verzoek tot wraking is verder gericht tegen mr. F.H. Charbon als behandelend rechter (hierna: de rechter) in de zaak met het zaaknummer 8698689 \ UE VERZ 20/253.
6.2.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek gebaseerd op de volgende gronden.
Het verloop van de zitting laat de mogelijkheid open dat de wederpartij buiten aanwezigheid van verzoeker met de rechter heeft gesproken, waarmee de gelijkwaardige behandeling van partijen in deze procedure niet gewaarborgd is geweest. De wederpartij heeft zich onrechtmatig laten vertegenwoordigen door een ongemachtigde advocaat. Onduidelijk is of de rechter alle leden van de wederpartij individueel heeft uitgenodigd voor de zitting. Dit was voor verzoeker in ieder geval niet vast te stellen. Evenmin was vast te stellen wie er verder aan de zitting deelnamen en of de rechter met de wederpartij heeft gesproken, voordat of nadat verzoeker via Skype was toegelaten tot de zitting. Hiertoe was gelegenheid, zodat de gelijkwaardige behandeling van partijen niet gewaarborgd is geweest. De rechter heeft verder niet uit zichzelf bedacht om verzoeker, die in Zweden woont, voor een Skype-zitting uit te nodigen. De rechter heeft op zitting vragen gesteld die geen betrekking hadden op de procedure. Na de zitting heeft verzoeker gevraagd om het proces-verbaal van zitting, maar hem is gezegd dat in beginsel geen proces-verbaal is opgemaakt, hetgeen verzoeker zeer ongeloofwaardig vindt en naar partijdigheid vindt rieken. Ter zitting heeft verzoeker in aanvulling hierop aangevoerd dat hij het proces-verbaal pas heeft ontvangen een dag nadat hij de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek heeft ontvangen. De rechter heeft het proces-verbaal kunnen redigeren/censureren. Verzoeker wijst verder op eerdere procedures van hemzelf tegen de wederpartij die bij rechtbank Midden-Nederland hebben gelopen, waarin hij in het ongelijk is gesteld en wat dat met hem heeft gedaan. Hij voert aan dat hij geen toegang tot bepaalde stukken krijgt en dat de rechter dit ten onrechte heeft genegeerd. Ten slotte voert verzoeker aan dat de rechter ten onrechte stelt dat zij geen bevoegdheid heeft om onderzoek te doen naar de door verzoeker genoemde misdrijven waar de wederpartij zich schuldig aan zou maken. Dit alles leidt ertoe dat verzoeker de rechter niet onafhankelijk en onpartijdig vindt en dat volgens hem sprake is van vooringenomenheid.
6.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij geprobeerd heeft het vertrouwen van verzoeker te herwinnen, dat zij naar hem heeft geluisterd en alle gelegenheid heeft gegeven zijn stellingen toe te lichten. De rechter is zich van geen enkele (schijn van) partijdigheid bewust. Partijen zijn uitgenodigd voor een fysieke zitting en op verzoek van verzoeker heeft hij uiteindelijk via Skype deelgenomen. Van protest tegen de fysieke aanwezigheid van de wederpartij is niet gebleken Er waren wat technische problemen bij de zitting, waardoor verzoeker niet iedereen kon zien. Hij heeft desgevraagd gezegd dat dat geen probleem was. Niet valt in te zien hoe verzoeker hierdoor benadeeld is. Van enig contact voor of na de zitting met de wederpartij was geen sprake. De rechter stelt verder dat zij vragen heeft gesteld over het eventueel inschakelen van een advocaat door verzoeker en zijn verzoek over het inzien van stukken. Misschien heeft verzoeker dit als kritische vragen ervaren, maar de rechter was niet minder kritisch richting de wederpartij. Van enige partijdigheid blijkt daaruit niet. Verder stelt de rechter dat zij tijdens de zitting geprobeerd heeft verzoeker uit te leggen wat haar taken als rechter zijn en wat wel en niet als onderdeel van de hoofdzaak kan worden aangemerkt. Over het proces-verbaal zegt de rechter dat de griffie aan verzoeker gevraagd heeft toe te lichten waarom hij een proces-verbaal van de zitting wilde hebben. Het antwoord van verzoeker heeft de griffie naar de secretaris die het proces-verbaal zou maken gestuurd. De secretaris ontving deze toelichting van verzoeker heel kort voor het moment waarop de rechtbank het wrakingsverzoek ontving.

7.De beoordeling

7.1.
Op grond van artikel 37 Rv moet een wrakingsverzoek gedaan worden, zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Als een wrakingsverzoek te laat wordt ingediend, wordt de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
7.2.
De wrakingskamer beoordeelt het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor
genoemde maatstaven.
7.3.
De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek
wegens het niet tijdig indienen daarvan. Zij legt hieronder uit waarom.
7.4.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek op 23 april 2021 naar de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft het verzoek ontvangen op 29 april 2021. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de houding van de rechter tijdens de zitting van 16 maart 2021 de manier waarop zij de zaak tijdens die zitting behandeld heeft. Op de zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker toegelicht waarom hij zo lang heeft gewacht met zijn wrakingsverzoek. Hij verklaarde dat hij in afwachting was van het proces-verbaal van de zitting en dat hij de rechtbank de gelegenheid wilde geven dit aan hem over te leggen. Daarnaast wilde verzoeker niet elke dag met de zaak tegen de wederpartij bezig zijn.
7.5.
De gronden die verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, zien op de gang van zaken tijdens de zitting op 16 maart 2021. Verzoeker was dus tijdens die zitting al op de hoogte van alle feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek steunt, maar heeft dit verzoek pas op 23 april 2021 verstuurd. Dat is ruim vijf weken later. De wrakingskamer is van oordeel dat dit in beginsel te laat is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de wrakingskamer in dit geval echter niet gebleken. Dat verzoeker nog in afwachting was van het proces-verbaal van de zitting van 16 maart 2021 is daartoe onvoldoende, nu dit een zakelijk verslag van de zitting betreft en de inhoud van het proces-verbaal dus reeds bij eiser bekend was. De stelling dat het proces-verbaal misschien gemanipuleerd is, is op geen enkele wijze onderbouwd en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
7.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.
7.7.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 8698689 \ UE VERZ 20/253, zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken in deze procedure en de hoofdprocedure de voortgang van de hoofdzaak ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Vaststaat dat verzoeker in de procedure waarbij hij partij is een wrakingsverzoek heeft ingediend en dat hij herhaaldelijk wrakingsverzoeken indient tegen de wrakingskamer die daarover moet oordelen. Zo ook in deze zaak. De wrakingskamer ziet daarom reden om verzoeker een wrakingsverbod op te leggen.

8.De beslissing

De wrakingskamer:
8.1.
stelt de drie wrakingsverzoeken van verzoeker gericht tegen de leden van de wrakingskamer buiten behandeling;
8.2.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoeken gericht tegen alle rechters van rechtbank Midden-Nederland en tegen de rechter;
8.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
8.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 8698689 \ UE VERZ 20/253 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
8.5.
bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in de zaak met het zaaknummer 8698689 \ UE VERZ 20/253 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. P.J.M. Mol en mr. G.A. Bos, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.S. Smits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.