ECLI:NL:RBMNE:2021:2545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
16 juni 2021
Zaaknummer
UTR 21/1614
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende griffierecht

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp, gedateerd 24 maart 2021. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat alle incassomaatregelen achterwege blijven totdat er op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer UTR 21/1614.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval was verzoeker verplicht om griffierecht te betalen, maar heeft hij dit niet tijdig gedaan. De griffier heeft verzoeker per aangetekende brief op 28 april 2021 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen, maar verzoeker heeft hier geen gehoor aan gegeven.

Aangezien verzoeker geen reden heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1614

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juni 2021 in de zaak van

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 24 maart 2021.
Verzoeker heeft voorts de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat alle incassomaatregelen achterwege dienen te blijven, totdat op het bezwaar is beslist.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb € 49,-. De griffier van de rechtbank stelt op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht niet verwijtbaar is.
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 april 2021 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief.
4. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.