ECLI:NL:RBMNE:2021:2595
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot definitieve berekening van kinderopvangtoeslag en terugvordering van te veel ontvangen voorschotten
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2019. Eiser ontving in totaal € 8.535,- aan voorschotten kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft de definitieve toeslag vastgesteld op € 7.091,-. Dit leidde tot een terugvordering van € 1.444,-, die eiser niet accepteerde. Eiser betwistte de berekening van de kinderopvangtoeslag, met name de opname van de transitievergoeding van zijn partner in het gezamenlijke toetsingsinkomen van € 110.963,-. Eiser stelde dat deze vergoeding niet vrij besteedbaar was en dat deze niet in aanmerking genomen had moeten worden voor de berekening van de kinderopvangtoeslag, vooral omdat deze pas op 30 november 2019 was ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht de transitievergoeding had meegenomen in de berekening van de kinderopvangtoeslag, omdat deze was ontvangen in het jaar waarover de toeslag werd berekend. De rechtbank stelde vast dat er geen ruimte was om inkomensbestanddelen buiten beschouwing te laten bij de definitieve berekening. Eiser's argumenten over de onrechtvaardigheid van de terugvordering werden door de rechtbank niet gehonoreerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd de Belastingdienst opgedragen het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.