ECLI:NL:RBMNE:2021:2597
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over zorgtoeslag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2021, gaat het om een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Het primaire besluit, genomen op 13 november 2020, herzag de definitieve berekening van de zorgtoeslag over 2018 naar € 970,- en vorderde € 93,- terug. Het bezwaar van verzoeker tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 15 februari 2021. Verzoeker trok zijn beroep in op 26 mei 2021, nadat verweerder op 21 mei 2021 een herziene beslissing had genomen die tegemoetkwam aan de bezwaren van verzoeker. Bij de intrekking van het beroep verzocht verzoeker om een proceskostenvergoeding.
De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De relevante artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb regelen de veroordeling in proceskosten, vooral wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen. De rechtbank concludeert dat verweerder inderdaad tegemoet is gekomen aan verzoeker en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe.
De rechtbank stelt de proceskosten op € 534,- vast, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en wijst erop dat verweerder ook verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 16 juni 2021. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.