ECLI:NL:RBMNE:2021:2617

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
16.217595.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik en verkrachting van minderjarige zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn (minderjarige) zusje seksueel heeft misbruikt en verkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van tien jaar, te beginnen toen het slachtoffer nog een kind was, verschillende seksuele handelingen heeft gepleegd. De tenlastelegging is gesplitst in een minderjarig en een meerderjarig deel, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met een vrijheidsbeperkende maatregel die inhoudt dat hij geen contact mag hebben met het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.217595.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en 8 juni 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.K.S.R. Manniesing, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsvrouw, mr. F. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank merkt op dat aan verdachte één dagvaarding is uitgebracht. De drie aan verdachte ten laste gelegde feiten zien op een periode waarin verdachte deels minderjarig en deels meerderjarig was. De rechtbank zal de tenlastelegging daarom splitsen in een minderjarig en een meerderjarig deel. Het minderjarige deel ziet op de periode van 5 november 2003 tot 5 november 2009. Deze periode betreft feit 1 en een deel van feit 2. Het meerderjarige deel ziet op de periode van 5 november 2009 tot en met 10 april 2013. Deze periode betreft een deel van feit 2 en feit 3. Het voorgaande heeft tot gevolg dat er twee vonnissen zijn, één voor het minderjarige en één voor het meerderjarige deel. Alle drie de feiten zien op eenzelfde soort verdenking, namelijk het plegen van seksuele handelingen door verdachte bij zijn zusje. Bij de bespreking ter terechtzitting is er door geen van de procesdeelnemers een heel duidelijk onderscheid gemaakt tussen het minderjarige en het meerderjarige deel. Om die reden zal de rechtbank grotendeels dezelfde standpunten van de verdediging, de officier van justitie en de benadeelde partij in beide vonnissen opnemen. Waar mogelijk en noodzakelijk zal de rechtbank een onderscheid maken, maar ook de overwegingen van de rechtbank zullen voor het overgrote deel gelijkluidend zijn.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 9 maart 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1, primair: in de periode van 5 november 2003 tot en met 10 april 2007 te Nieuwegein en/of Amersfoort seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, heeft gepleegd met zijn zusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;
Subsidiair is dit tenlastegelegd als het plegen van ontuchtige handelingen.
Feit 2, primair: in de periode van 5 november 2009 tot en met 10 april 2011 te Nieuwegein en/of Amersfoort seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, heeft gepleegd met zijn zusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt;
Subsidiair is dit tenlastegelegd als het plegen van ontuchtige handelingen.
Feit 3: in de periode van 11 april 2011 tot en met 10 april 2013 te [woonplaats] zijn zusje [slachtoffer] heeft verkracht.
Dit vonnis betreft enkel het deel van feit 2 dat ziet op de periode vanaf 5 november 2009 en feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vindt de verklaring van aangeefster gedetailleerd, concreet en authentiek. De verklaring van aangeefster vindt voldoende ondersteuning in meerdere bewijsmiddelen, namelijk de verklaringen van het nichtje van verdachte, de moeder van verdachte, de broer van verdachte en de vader van verdachte. De officier van justitie gaat op basis daarvan uit van de juistheid van de verklaringen van aangeefster. De ontkennende verklaring van verdachte vindt de officier van justitie dan ook ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangeefster. Daarmee is er onvoldoende wettig bewijs voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 14 mei 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan. Uit het
proces-verbaal van aangifteblijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte tegen mijn broer [verdachte] . Op het [adres] te [woonplaats] was ik dertien jaar. Mijn broers [verdachte] en [getuige 1] chillden met diezelfde groep. Een vriend uit die groep, [A] , ging naar mijn broer [getuige 1] toe. Hij zei dat ze het met een groepje jongens over meisjes hadden. De jongens zeiden tegen [verdachte] dat hij een lekker zusje had. [verdachte] reageerde toen door te zeggen dat hij dat wist en dat hij mij ook al had gehad.
Ik denk dat ik net veertien was op het [adres] . Ik zat op de bank en [verdachte] zat naast me. Hij vroeg aan me of ik nog wist wat er vroeger was gebeurd. Of ik nog van die ene keer wist dat ik hem moest pijpen. Ik zei dat ik dat nog wel wist en dat ik dat niet normaal vond. Hij deed zijn broek weer open en haalde zijn penis weer tevoorschijn. Hij vroeg of ik het nog een keer wilde doen. Ik zei van niet. Hij begon weer dat ik het al een keer gedaan had en dat het wel kon, dat het normaal was. [verdachte] bleef doorvragen en praten dat het normaal was en dat ik het nog maar een keer moest proberen, anders wist ik niet of ik het wel leuk vond. Ik belandde weer tussen zijn benen, ik had mijn hand om zijn penis en moest hem pijpen. Dat ging niet heel soepel. Ik stopte zijn penis in mijn mond en ging heen en weer. Ik moest kokhalzen. [verdachte] zei dat ik door moest gaan, dat ik daar wel overheen kwam. [2] Volgens mij is die nacht ook de eerste keer dat hij mij in de nacht ging betasten. Hij raakte mijn borsten aan en ging met zijn hand over mijn buik naar mijn vagina. Hij raakte mijn vagina aan. Hij raakte mijn borsten aan over mijn nachtjapon. Ik droeg geen ondergoed, dus hij raakte mijn blote vagina aan. Een week later begon het weer op de bank. Hij raakte mijn blote borsten aan. Hij haalde weer zijn penis tevoorschijn. Ik heb hem toen weer gepijpt. Ik was vijftien jaar. Ik was nog geen zestien, want ik was nog niet met de brommer bezig. Hij begon toen met handelingen bij mij. Hij had mij daarvoor al een paar keer gevingerd, maar nu deed hij het voor het eerst met zijn mond. Hij trok mijn broek helemaal naar beneden waardoor ik met mijn blote kont op het keukenblad zat. Ik had geen broek en onderbroek aan. [verdachte] had dat helemaal uitgetrokken bij mij. Hij ging met zijn mond op mijn vagina en met zijn tong. Daarna deed hij ook zijn vingers erbij. Hij stond voor mij met zijn penis in mijn hand. Hij vroeg of ik op hem wilde zitten. Ik zei dat ik dat niet wilde. Hij pakte een condoom die hij al bij zich had. Hij deed de condoom om zijn penis. Hij deed zijn handen op mijn schouders. Ik zei weer dat het niet goed was. Hij begon mij steeds harder op mijn schouders naar beneden te drukken waardoor ik zijn eikel tegen mijn vagina aan voelde. Ik schoot omhoog en zei weer dat het niet juist was. Hij zei weer van wel. Hij duwde mij weer omlaag en voelde dat zijn eikel in mijn vagina ging. Ik ging steeds weer omhoog en hij duwde mij steeds weer omlaag. Hij ging steeds verder met zijn penis in mijn vagina.
V: Hoe vaak is hij met zijn penis in jouw vagina gegaan?
A: Alleen die keer. Ik was vijftien en [verdachte] is vier jaar ouder.
V: Vertel eens over dat vingeren?
A: [verdachte] en ik zaten op de bank. Hij zat aan mijn borsten. Daarna ging hij met zijn hand in mijn broek en ging met zijn vingers over mijn vagina heen. Daarna ging hij met zijn vingers in mijn vagina. Zo ging het eigenlijk altijd. [3]
Ik raakte op de [adres] voor het eerst zijn penis aan. De eerste keer dat ik hem echt af moest trekken en dat hij klaar kwam, was op de bank op het [adres] .
V: Hoe ging dat aftrekken?
A: We zaten op de bank. Hij haalde zijn penis tevoorschijn en begon zich af te trekken. Terwijl die porno aan stond, begin [verdachte] zich af te trekken. Hij praatte op mij in of ik hem verder af wilde trekken. Uiteindelijk ging hij naast mij zitten en ging ik hem aftrekken. Ik trok hem af en terwijl ik dat deed, voelde hij aan mijn blote borsten. Ik zat met mijn hand aan zijn penis.
V: Wat is de laatste keer geweest?
A: Rond mijn achttiende jaar heb ik hem nog een keer gepijpt op de bank. Dat was op het [adres] . [4]
V: Hoe vaak kwam hij bij je als je in bed lag te slapen?
A: Vaak. Er waren weken dat het drie keer in de week gebeurde, maar soms ook een week niet.
V: Er zijn momenten op de bank in de woonkamer dat hij je aanraakt en na het pijpen op de bank, kwam hij voor het eerst naar je kamer. Kwam hij daarna vaker naar je kamer?
A: Ja, klopt.
Rond mijn vijftiende begon ik te experimenteren met drugs. Ik begon met speed. Als [verdachte] mij probeerde over te halen om handelingen te doen, zei ik wel eens dat hij moest stoppen en dat ik het anders aan papa en mama ging vertellen. [verdachte] zei dan dat hij dan zou vertellen aan papa en mama dat ik drugs gebruikte. Uiteindelijk moest ik dan toch die handelingen bij hem doen, omdat ik bang was dat hij het zou vertellen.
V: Hoe vaak denk je dat je [verdachte] hebt moeten pijpen? [5]
A: Heel vaak. Ik denk zeker over de 200 keer. Het gebeurde dagelijks en soms ook dagen niet. Wat ik weet is dat het gerust vier dagen achter elkaar kon gebeuren dat ik hem moest pijpen of dat het vingeren erbij kwam.
Ik heb met mijn vader en broer [verdachte] gesproken in 2018. Ik heb dat van tevoren besproken met mijn behandelaar. Ik vroeg aan [verdachte] of hij nog wist wat er gebeurd was tussen ons. Hij zei dat hij dat nog wist. Ik vroeg of hij vond dat ik daar een aandeel in had. Hij zei dat dat zeker niet zo was, omdat hij mij gepusht had. Ik vroeg waarom hij die dingen deed. Hij zei dat hij op die momenten een meisje wou zien of voelen, omdat hij seksverslaafd is. Mijn vader zei alleen maar dat hij het alsnog niet normaal vond, omdat hij vier jaar ouder is. [6]
Voorafgaand aan de aangifte op 14 maart 2019 vond een informatief gesprek zeden plaats met [slachtoffer] . Uit het hierover opgemaakte
proces-verbaalblijkt onder meer het volgende:
Vanaf mijn 10e en 11e herinner ik me het meest. Ik moest met mijn handen zijn geslachtsdeel zitten en heen en weer bewegen. Aftrekken. Dat moest ik ook met mijn mond doen, hem pijpen. Hij zat met zijn handen aan mijn geslachtdeel. Hij gaat in mij. Vingeren dus. Na mijn 12e was het vooral het pijpen en het aanraken. Er is één keer seks geweest. Ik denk dat dit rond mijn 15e was. Het resultaat was dat hij elke avond en nacht naar me toe kwam en dan zat hij aan mijn borsten en aan mijn vagina. Op mijn 18e stopte het. Het stopte omdat mijn broer het huis uit was gezet. Ik heb mijn ouders verteld dat [verdachte] me aanraakt op manieren die ik niet wilde. Dat er ook seksuele handelingen zijn gebeurd. [verdachte] is aan tafel geroepen en mijn moeder heeft gezegd dat hij het huis uit moet. [verdachte] zei vanaf mijn 9de dat het normaal was. Ook had [verdachte] een bepaalde machtsverhouding over mij. Dat maakte dat ik het niet eerder kon stoppen. [verdachte] heeft me verkracht gewoon. En er kwam drugs in het spel, daar chanteerde hij me mee, dat hij het zou vertellen aan mijn ouders dat ik dat gebruikte. Ik ben vanaf mijn 14de begonnen met blowen en vanaf mijn 15de en 16de raakte ik verslaafd aan de harddrugs, speed en XTC. Mijn broer gebruikte ook drugs. [verdachte] zei dat als ik niet mee zou gaan in de handelingen, hij het tegen mijnouders zou zeggen dat ik drugs gebruikte. Dus ik voelde me gedwongen om erin mee te gaan want ik was als de dood dat mijn ouders erachter kwamen, van de drugs. [7]
[verdachte] heeft erg gehuild aan tafel en hij schaamde zich heel erg. Hij heeft het ook niet ontkend aan tafel. Ongeveer een half jaar geleden hebben we een gesprek gehad, met mijn vader en [verdachte] . Dat heb ik met mijn behandelaar helemaal besproken en ook hoe. Ik zat met mijn vader en [verdachte] aan tafel. Ik heb aan [verdachte] gevraagd: "Vind jij dat ik een aandeel heb gehad in wat er gebeurd is?" Hij zei: "Nee." Hij zei uit zichzelf toen: "Ik heb je gepusht." Ik zei dat hij nu dus aangaf dat hij dingen deed die hij wilde maar ik wilde weten hoe het kan dat hij dit deed bij mij toen ik nog zo'n jong meisje was. [verdachte] zei dat hij seksverslaafd was en dat het gekomen is door de lust die hij kreeg in het meisje die hij zag. [8]
Op 26 mei 2021 is de moeder van verdachte en aangeefster gehoord als getuige bij de rechter-commissaris. Uit het hierover opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]blijkt onder meer het volgende:
Wat was het eerste moment dat u zich herinnert dat [slachtoffer] aan u iets verteld heeft over seksuele dingen door [verdachte] ?
Dat weet ik niet meer.
Bij benadering, was ze toen 15 of was ze 10 jaar. Zat ze op de basisschool?
Ja, ze zat op de basisschool.
Kunt u zich herinneren wat ze de eerste keer heeft gezegd over de handelingen?
Dat [verdachte] aan haar zat, geen specifieke dingen.
Waren dat wel dingen met een seksuele betekenis?
Het antwoord is ja. Ze kwam op een gegeven moment naar me toe. Ze zei dat [verdachte] dingen met haar deed die ze niet wilde. Dat ze wilde dat het stopte. [9] Ze moest hem pijpen, aftrekken. Op een gegeven moment was er iets met een condoom. Zij heeft toen iets gezegd van nee. Hij zei toen, zonde van de condoom. Ze heeft me ook gezegd dat ze gemeenschap met hem heeft gehad. [10] Ik vond slipjes van [slachtoffer] bij hem op de slaapkamer. Ik weet dat er een kern van waarheid in zit. Ik vroeg op een gegeven moment één keer waarom hij dit soort dingen gedaan heeft en toen zei [verdachte] ,” ik had gewoon een meisje nodig”.
Kunt u zich herinneren wanneer [verdachte] dit zei?
Een aantal jaren geleden. Ik denk ongeveer vijf jaar geleden. Ik heb [verdachte] uit huis gezet. Ik was de enige die er wat aan deed. [11]
Op 26 mei 2021 is de vader van verdachte en aangeefster gehoord als getuige bij de rechter-commissaris. Uit het hierover opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3]blijkt onder meer het volgende:
In 2018 heeft u een gesprek gehad samen [slachtoffer] en [verdachte] .
Dat klopt. [12]
Dat is een tijdje geleden, maar slechts drie jaar geleden. Waarvoor moest [verdachte] excuus aanbieden?
Dat [slachtoffer] hem betichtte dat hij bepaalde handelingen met haar had gedaan. Ik vond het gepast om een gesprek daarover te hebben. [13]
U zegt: dat stukje over dat hij op dat moment een meisje wilde voelen. Dat herken ik niet, maar de zinnen daarvoor? “Ik vroeg aan [verdachte] of hij nog wist wat er gebeurd was tussen ons. Hij zei dat hij dat nog wist. Ik vroeg of hij vond dat ik daar een aandeel in had. Hij zei dat dat zeker niet zo was, omdat hij mij gepusht had." Herkent u dat stukje?
Het klopt wel dat zoiets gezegd is.
Rechter-commissaris: Hij heeft het dus ook gezegd?
Hij heeft gezegd dat het hem spijt en dat het zijn schuld was. [14]
Op 3 juni 2021 is de broer van verdachte en aangeefster gehoord als getuige bij de rechter-commissaris. Uit het hierover opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]blijkt dat hij het volgende verklaard:
Ik weet dat er een soort van verzoengesprek was bij mijn vader en dat [verdachte] ook mede door het pushen van mijn vader de underdog heeft gespeeld.
Wanneer heeft u dat gehoord?
Een jaar of anderhalf jaar geleden.
Wat heeft hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) wel gezegd?
Dat er handelingen zijn verricht.
Wat voor handelingen? [15]
Seksuele handelingen.
Dus als ik u goed begrijp heeft hij niet tegen u gezegd dat hij [slachtoffer] gepenetreerd zou hebben, maar heeft hij wel gezegd dat ze seksuele handelingen hebben verricht?
Hij heeft het niet ontkend. Ik vroeg of er dingen gebeurd zouden zijn. Hij zei daarop: er zijn wel dingen gebeurd.
En dat was ook de strekking van dat gesprek? Het ging over dingen, over seksuele handelingen?
Dat kwam wel naar voren tijdens het gesprek met [verdachte] .
Rechter-commissaris: dat gesprek werd wel duidelijk gekoppeld aan de verwijten die [slachtoffer] maakte?
Bent u wel eens door iemand anders aangesproken over iets dat [verdachte] zou hebben verteld over het plegen van seksuele handelingen met zijn zusje?
Ik ben daar wel op aangesproken.
Wat heeft die persoon tegen u gezegd?
Of er daadwekelijk dingen gebeurd zijn tussen [slachtoffer] en [verdachte] . Ik wuifde dat weg, ik dacht dat is grootspraak.
Van wie had die persoon gehoord dat er wat gebeurd zou zijn?
Volgens mij van [verdachte] zelf, wat hij zei.
Wat zou [verdachte] tegen die persoon hebben gezegd?
Dat werd wat genuanceerder gezegd, in de zin van dat [verdachte] , volgens die persoon, zei: “ik had [slachtoffer] al gedaan”.
Ik was toen zelf 17 jaar. Ik weet nog wel waar het was, maar ik weet niet meer wie het was. We hadden een vrij grote vriendengroep. Het was bij de [naam] in [woonplaats] .
Dus toen u een jaar of 17 was, is er bij de [naam] in [woonplaats] iemand naar u toe gekomen die tegen u heeft gezegd: [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij [slachtoffer] heeft gedaan.
‘Al’ heeft gedaan. In de zin van: voor jou. Een beetje pocherig. [17]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster en steunbewijs
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte een tenlastegelegd feit heeft begaan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer. In zedenzaken, zoals onderhavige zaak, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Dat is ook in deze zaak het geval. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat het misbruik als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangever) heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank zal in dat kader eerst moeten vaststellen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en – als dat zo is en de verklaring dus als bewijsmiddel kan worden gebruikt – vervolgens ook moeten nagaan of in het dossier voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring.
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer] uitgebreid, concreet, consistent en gedetailleerd heeft verklaard bij het informatief gesprek zeden op 14 maart 2019 en in haar aangifte op 14 mei 2019 over het misbruik door verdachte. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de frequentie van het misbruik en de omstandigheden waaronder dat misbruik heeft plaatsgevonden zijn de verklaringen van aangeefster consistent. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster dan ook in zijn geheel betrouwbaar.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er voldoende steunbewijs aanwezig is voor deze verklaring. In het dossier bevinden zich getuigenverklaringen van de ouders en de broer van aangeefster en verdachte. Zij verklaren alle drie dat verdachte in meer of mindere mate aan hen heeft toegegeven dat er seksuele handelingen zijn verricht tussen hem en [slachtoffer] , zoals hiervoor weergegeven. De rechtbank is van oordeel dat dat deze verklaringen voldoende steun bieden aan de verklaringen van [slachtoffer] zelf.
De verklaring van verdachte dat het niet klopt wat aangeefster verklaard, en er dus van misbruik geen sprake zou zijn geweest, acht de rechtbank gelet op het voornoemde niet geloofwaardig. Ook volgt de rechtbank verdachte niet in zijn verklaring dat hij de verrichte seksuele handelingen enkel heeft toegegeven om zijn vader een plezier te doen of dat hij dacht dat het alleen ging om het aanraken van elkaar over de kleding. De beschuldigingen van aangeefster waren voor verdachte al lange tijd voldoende duidelijk en hij heeft in dat kader zowel tegenover zijn vader, moeder als broer die beschuldigingen (gedeeltelijk) erkend.
Dwingen door een feitelijkheid/feitelijkheden (feit 3)
De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie sprake kan zijn van dwingen door een feitelijkheid indien de verdachte opzettelijk een zodanig psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval (HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494).
De rechtbank overweegt dat in deze zaak sprake is van een natuurlijk overwicht van verdachte op aangeefster, nu hij de vier jaar oudere broer van zijn jongere zusje is. Juist die positie heeft verdachte gebruikt door tegen [slachtoffer] te zeggen dat het normaal was wat hij van haar vroeg, ondanks dat [slachtoffer] bij verdachte aangaf dat zij die dingen niet wilde doen. Vanuit die positie acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door zijn handelen een zodanig psychische druk op [slachtoffer] heeft uitgeoefend dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen de handelingen heeft kunnen verzetten. Bovendien heeft verdachte [slachtoffer] bedreigd door te zeggen dat hij aan hun ouders zou vertellen dat [slachtoffer] drugs gebruikt als [slachtoffer] niet zou meewerken aan wat hij aan haar vroeg. Dat [slachtoffer] zich hierdoor naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken, acht de rechtbank aannemelijk, juist omdat verdachte haar vier jaar oudere broer was en daardoor een natuurlijk overwicht op [slachtoffer] had.
Partiële vrijspraak
De rechtbank merkt tot slot op dat verdachte van een wezenlijk onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken; te weten het met de penis in de vagina gaan van aangeefster. De rechtbank twijfelt er niet aan dat dat ook is gebeurd. Uit de verklaring van aangeefster volgt echter dat dat is gebeurd voor haar zestiende verjaardag, terwijl dit onderdeel ten laste is gelegd bij feit 3, dat ziet op de periode waarin aangeefster 16 jaar of ouder was.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2, primair:
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 5 november 2009 tot en met 10 april 2011 in het arrondissement Midden-Nederland met [slachtoffer] , geboren op [1995] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
- de borsten en vagina van die [slachtoffer] aangeraakt en
- zijn geslachtsdeel laten aanraken door die [slachtoffer] en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en getoond aan die [slachtoffer] en
- ten overstaan van die [slachtoffer] heen en weer gaande bewegingen gemaakt met zijn hand over zijn geslachtsdeel en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht;

3

in de periode van 11 april 2011 tot en met 10 april 2013 te [woonplaats] , meermalen, (telkens), door een andere feitelijkheid en bedreiging met een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)

- de borsten en vagina van die [slachtoffer] aangeraakt en
- zijn geslachtsdeel laten aanraken door die [slachtoffer] en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn geslachtsdeel gehouden in de mond van die [slachtoffer] ;

en bestaande die andere feitelijkheid en die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte, een feitelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad (gezien de familiare relatie als broer en zus, met die [slachtoffer] en het leeftijdsverschil) en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2, primair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 3: verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien een bewezenverklaring zou volgen, een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende een periode van tien jaren schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn jongere zusje [slachtoffer] (de periode dat verdachte minderjarig was daarbij meegeteld). De seksuele handelingen begonnen toen [slachtoffer] nog een kind was en verdachte zelf ook minderjarig was. Deze handelingen gingen veel verder dan het enkel onschuldig aanraken of ontdekken van elkaar. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen kan niet anders gesteld worden dan dat verdachte zijn zusje jarenlang seksueel heeft misbruikt. Als oudere broer van zijn zusje heeft verdachte daarbij misbruik gemaakt van zijn overwicht op [slachtoffer] . Het misbruik is pas gestopt toen verdachte door zijn moeder uit huis is gezet en dus niet door eigen toedoen van verdachte. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt ook dat het misbruik een grote impact op het leven van aangeefster heeft gehad en nog steeds heeft. De rechtbank neemt verdachte dit alles bijzonder kwalijk. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer] . Het is maar zeer de vraag of [slachtoffer] ooit volledig hersteld van deze traumatische jeugd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 14 april 2021. Nu verdachte geen relevante recidive heeft, weegt de rechtbank dit niet mee in strafverzwarende of strafmatigende zin.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 23 februari 2021. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu zij tot de conclusie zijn gekomen dat hulpverlening binnen een justitieel kader voor verdachte niet geïndiceerd is. De rechtbank neemt deze conclusie over en ziet ook geen reden tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft zich ook rekenschap gegeven van de leeftijd van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Nu de bewezenverklaarde feiten zijn begonnen op het moment dat verdachte zelf nog minderjarig was maar zijn doorgegaan tot ver na het moment dat verdachte meerderjarig is geworden, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van verdachte als steeds meer strafwaardig dient te worden gezien. Het zwaartepunt in de strafoplegging ligt daarom op de periode dat verdachte meerderjarig was, ook omdat deze gebeurtenissen korter geleden hebben plaatsgevonden.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor verkrachting uit van een gevangenisstraf van 24 maanden. Voor het overtreden van artikel 245 Sr zijn geen oriëntatiepunten. De rechtbank kijkt daarom naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, ook al geeft de rechtbank zich rekenschap van het feit dat de relevante feiten en omstandigheden in elke zaak uniek en soms lastig te vergelijken zijn. Het gaat in deze zaak om een lange periode van veelvuldig seksueel misbruik, waarin zeer frequent seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en het slachtoffer.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de bewezenverklaarde feiten inmiddels een behoorlijke tijd geleden hebben plaatsgevonden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren passend en geboden is. De rechtbank wijkt hierbij af van de eis van de officier van justitie, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en gelet op de afweging van de belangen tussen de ernst van de feiten en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal verder aan verdachte opleggen een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte voor de duur van vijf jaren, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren geen contact mag hebben met [slachtoffer] , geboren op [1995] te [geboorteplaats] . De rechtbank overweegt dat deze maatregel strekt ter voorkoming van het plegen van strafbare feiten door verdachte, nu verdachte [slachtoffer] eerder heeft bedreigd in het kader van de onderhavige zaak. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat de rechtbank er ernstig rekening mee houdt, gelet op de verhouding tussen verdachte en [slachtoffer] , dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens die [slachtoffer] . De rechtbank bepaalt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan telkens 7 dagen hechtenis ten uitvoer wordt gelegd, waarvan de totale duur ten hoogte zes maanden bedraagt.
Bevel gevangenneming
De officier van justitie heeft voorts een bevel gevangenneming op grond van artikel 75 Sv gevorderd. De rechtbank gaat echter niet over tot het afgeven van een bevel gevangenneming van verdachte. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Het door de officier van justitie genoemde artikel 75 Sv kan in onderhavige zaak niet dienen als een grond waarop het bevel gevangenneming kan worden afgegeven. Dit artikel ziet namelijk op de situatie ‘na de aantekening van beroep van de einduitspraak’, zoals volgt uit lid 1 van artikel 75 Sv. Onderhavig vonnis is het vonnis in eerste aanleg. Er is dus nog geen sprake van beroep na de einduitspraak. Het bevelen van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 75 Sv is in dit geval voorbehouden aan het gerechtshof, indien hoger beroep wordt ingesteld.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat er geen sprake is van een grond voor de voorlopige hechtenis als bedoeld in artikel 67a Sv. Gelet op het tijdsverloop en omdat verdachte en aangeefster niet meer bij elkaar wonen bestaat geen vrees voor herhaling, terwijl naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake is van een geschokte rechtsorde, juist door dat tijdsverloop.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 21.974,86. Dit bedrag bestaat uit € 1.974,86 aan materiële schade en € 20.000,
-immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen. De vordering is goed en volledig onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Er is geen causaal verband aangetoond tussen de opgelopen PTSS-stoornis bij aangeefster en het tenlastegelegde. Daarnaast is de hoogte van de vordering voor immateriële schade buitensporig hoog en niet te vergelijken met seksueel misbruik door een ouder.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
De immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Van de aantasting ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde psychische schade heeft opgelopen. Om deze vergoeding toe te kennen is een causaal verband vereist tussen het ontstaan van de psychische schade en het gepleegde strafbare feit. De benadeelde dient daartoe een voldoende concrete onderbouwing aan te voeren, waaruit naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat op grond van de onderbouwing van de vordering kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] rechtstreeks psychische schade heeft opgelopen door de bewezenverklaarde feiten. Op 28 april 2015 is [slachtoffer] doorverwezen door haar huisarts naar een GGZ-psycholoog voor een behandeling van klachten die verband houden met seksueel misbruik. Uit productie 2 volgt dat er een overleg met de crisisdienst is geweest op 8 februari 2018. Uit de brief van 27 juni 2019 van Eleos blijkt dat [slachtoffer] vanaf 22 april 2016 tot op heden behandelingen heeft gehad voor de bij haar gediagnosticeerde PTSS. Deze diagnose wordt bevestigd door Psytrec op 17 december 2018. De behandelingen bij Psytrec bestonden uit EMDR therapie en een achtdaagse behandeling gericht op psychotrauma. In deze stukken wordt ook het verband gelegd tussen de psychische klachten en het seksuele misbruik. Het causale verband is daarmee naar het oordeel van de rechtbank gegeven.
Bij de begroting van de vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechtbank rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van het letsel. Hierbij moet worden gekeken naar de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Op basis van al het voorgaande acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 12.500,
-redelijk en billijk.
De gevorderde immateriële schade komt daarmee gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 12.500,
-. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van volledige betaling. Voor het resterende deel van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
De materiële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.974,86 aan materiële schade. Dit bedrag bestaat uit de navolgende schadeposten:
- Ziektekosten € 1.530,
-
- Reiskosten € 444,86
De rechtbank overweegt als volgt. Dat [slachtoffer] ziektekosten heeft moeten maken als gevolg van het seksuele misbruik door haar broer is uit de onderbouwing van de vordering voldoende vast komen te staan. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering voor toewijzing vatbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde reeds gemaakte reiskosten naar Psytrec overweegt de rechtbank dat deze reiskosten blijkens de onderbouwing verband houden met het ondergaan van psychische behandelingen. Nu de benadeelde partij deze kosten in redelijkheid heeft kunnen maken en de hoogte van die kosten redelijk is, komen deze ingevolge art. 6:107 lid 1 BW en art. 6:96 lid 2 aanhef en onder a BW voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 116,06 voor de gemaakte reiskosten in 2016 en € 285,38 voor de gemaakte reiskosten in de periode vanaf 2017.
Verder overweegt de rechtbank dat de gevorderde reiskosten in verband met het bezoeken van de advocaat en de politie niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten geen rechtstreekse materiële schade zijn en ook niet toewijsbaar zijn in het licht van de proceskostenregeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (die voor deze kosten in het geheel geen voorziening kent). [18] De rechtbank zal de vordering voor wat betreft € 43,42 daarom afwijzen.
De gevorderde materiële schade wordt in totaal toegewezen voor een bedrag van € 1.815,38. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 14.315,38 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 106 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van twee jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren;
  • beveelt dat verdachte
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 7 dagen hechtenis, waarvan de totale duur ten hoogte zes maanden bedraagt;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 14.315,38, bestaande uit € 12.500,
    -immateriële schade en € 1.815,38 materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade van € 7.500,
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade van € 43,42 af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 14.315,38 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2013 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 106 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. L.M.G. de Weerd, kinderrechter, en A. Bouteibi, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 5
november 2003 tot en met 10 april 2007 te Nieuwegein en/of Amersfoort, althans in
het arrondissement Midden-Nederland met [slachtoffer] , geboren op [1995] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans
éénmaal (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- de borsten en/of vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand doen nemen, althans doen/laten aanraken
en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd, althans heen en weer gaande
bewegingen gemaakt met zijn hand(en) over zijn geslachtsdeel en/of
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gestopt en/of
- zijn geslachtsdeel gebracht en/of gehouden in de mond van die [slachtoffer] ;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 5
november 2003 tot en met 10 april 2007 te Nieuwegein en/of Amersfoort, althans in
het arrondissement Midden-Nederland met [slachtoffer] , geboren op [1995] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
- de borsten en/of vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand doen nemen, althans doen/laten aanraken
en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd, althans heen en weer gaande
bewegingen gemaakt met zijn hand(en) over zijn geslachtsdeel en/of
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gestopt;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 11 april
2007 tot en met 10 april 2011 te Nieuwegein en/of Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland met [slachtoffer] , geboren op [1995] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
- de borsten en/of vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand doen nemen, althans doen/laten aanraken
en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd, althans heen en weer gaande
bewegingen gemaakt met zijn hand(en) over zijn geslachtsdeel en/of
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gestopt;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 11 april
2007 tot en met 10 april 2011 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [1995]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
- de borsten en/of vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand doen nemen, althans doen/laten aanraken
en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd, althans heen en weer gaande
bewegingen gemaakt met zijn hand(en) over zijn geslachtsdeel en/of
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gestopt en/of
- de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt, althans met
zijn mond aangeraakt en/of
-(vervolgens) zijn tong in/tussen/op de vagina/schaamlippen gebracht en/of
gedaan;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
3
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2011 tot en met 10 april 2013 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, meermalen, althans eenmaal
(telkens),
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)
- de borsten en/of vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] betast
en/of aangeraakt en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand doen nemen, althans doen/laten aanraken
en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- zijn geslachtsdeel in de hand genomen en/of getoond aan die [slachtoffer] en/of
- ten overstaan van die [slachtoffer] gemasturbeerd, althans heen en weer gaande
bewegingen gemaakt met zijn hand(en) over zijn geslachtsdeel en/of
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] gebracht en/of gestopt en/of
- de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer] gelikt, althans met
zijn mond aangeraakt en/of
-(vervolgens) zijn tong in/tussen de vagina/schaamlippen gebracht en/of
gedaan en/of
- zijn geslachtsdeel gebracht en/of gehouden in de mond en/of de vagina van
die [slachtoffer] ;
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
een feitelijk overwicht op die [slachtoffer] heeft en/of heeft gehad (gezien de
familiare relatie als broer en zus, met die [slachtoffer] en/of het leeftijdsverschil)
en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 augustus 2020, genummerd PL0900-2018239359, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 68 Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 8.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 9.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 10.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 11.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 12.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 2.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 3.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van de rechter-commissaris, pagina 2.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van de rechter-commissaris, pagina 3.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van de rechter-commissaris, pagina 4.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van de rechter-commissaris, pagina 4.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van de rechter-commissaris, pagina 6.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van de rechter-commissaris, pagina 7.
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van de rechter-commissaris, pagina 4.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van de rechter-commissaris, pagina 5.
17.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van de rechter-commissaris, pagina 6.