ECLI:NL:RBMNE:2021:2652

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
21/748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorwaarden verbonden aan persoonsgebonden budget in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangt, en Zilveren Kruis Zorgkantoor, de verweerder. Eiser is het niet eens met de voorwaarden die aan zijn pgb zijn verbonden, met name dat niet voldoen aan deze voorwaarden ook bij onvoorziene omstandigheden kan leiden tot intrekking van het pgb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder het pgb van eiser eerder had beëindigd, maar dat het bezwaar van eiser tegen deze beëindiging gegrond is verklaard, waardoor het pgb weer van kracht is. Echter, de rechtbank oordeelt dat de voorwaarden die aan het pgb zijn verbonden, zoals professionele thuisbegeleiding en verplichte consulten bij een VG-arts, onevenredig belastend zijn. De rechtbank benadrukt dat onvoorziene omstandigheden niet volledig voor rekening van eiser mogen komen en dat de voorwaarden enkel als inspanningsplicht moeten gelden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de drie opgelegde voorwaarden betreft en herroept het primaire besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Uwamahoro).

Procesverloop

Met het besluit van 30 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het persoonsgebonden budget (pgb) van eiser met ingang van 25 augustus 2020 beëindigd.
Met het besluit van 7 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat het besluit van 10 september 2020, waarmee een pgb is toegekend, van kracht blijft. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan het toegekende pgb voorwaarden verbonden, die gelden vanaf het moment van afgifte van het bestreden besluit.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, door middel van een beeldverbinding, plaatsgevonden op 31 maart 2021. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook waren aanwezig [A] , klantadviseur bij verweerder en H. Beijers, psycholoog.

Overwegingen

1. Eiser (geboren: [geboortedatum] 1988) heeft een verstandelijke beperking en autisme. Hij woont bij zijn moeder en broer [B] , die zijn wettelijk vertegenwoordiger/ curator is.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder het pgb van eiser beëindigd met ingang van 25 augustus 2020. Volgens verweerder is de verleende zorg namelijk van onvoldoende kwaliteit. Dit baseert verweerder op een diagnostisch verslag van 1 december 2019 van orthopedagoog/GGZ-psycholoog [C] en een advies van 4 juni 2019 van zorginstelling Reinaerde.
3. Eiser heeft tijdig bezwaar gemaakt en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
4. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder advies gevraagd aan zijn medisch adviseur. Op basis van de stukken heeft de medisch adviseur geadviseerd het pgb niet te beëindigen, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan.
5. Met het besluit van 10 september 2020 heeft verweerder een pgb toegekend aan eiser, tot in ieder geval zes weken na afgifte van het bestreden besluit. Hierop heeft eiser het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard en bepaald dat het besluit van 10 september 2020 van kracht blijft. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit - voor het behoud van het pgb - nadere voorwaarden aan het pgb verbonden:
- gegarandeerde professionele thuisbegeleiding;
- verplichte periodieke consulten bij een VG-arts;
- verplichte dagbesteding.
Standpunt van eiser
7. Eiser onderschrijft de noodzaak van professionele thuisbegeleiding en de periodieke consulten bij een VG-arts, evenals de noodzaak van dagbesteding. Hij is het er alleen niet mee eens dat dit verplicht wordt gesteld. Er kunnen zich namelijk omstandigheden voordoen waar eiser, zijn moeder en broer geen invloed op hebben. Zo kan vanwege de huidige situatie rond Covid-19 de professionele zorg en hulp (tijdelijk) wegvallen. Ook zijn andere omstandigheden denkbaar waar van buitenaf geen invloed op kan worden uitgeoefend. Verweerder zou dan aanstonds, op basis van het bestreden besluit, kunnen constateren dat niet is voldaan aan de voorwaarden en rauwelijks het pgb kunnen stopzetten. Het is met andere woorden onredelijk dat ongeclausuleerde voorwaarden zijn opgelegd, waarbij het risico van onvoorziene omstandigheden geheel voor eiser komt.
Standpunt van verweerder
8. Eiser erkent dat de in het bestreden besluit gestelde voorwaarden noodzakelijk zijn om te kunnen spreken van kwalitatief goede en verantwoorde zorg in de thuissituatie. De stelling van eiser dat hij niet kan garanderen dat aan de voorwaarden wordt voldaan ontslaat hem hier niet van. Het is namelijk aan de verzekerde (of zijn wettelijk vertegenwoordiger) om te voldoen aan de administratieve-, kwalitatieve- en inkoopverplichtingen die bij het pgb horen en zijn neergelegd in artikel 5.18 van de Regeling langdurige zorg (Rlz).
9. Mochten zich in de toekomst omstandigheden voordoen die van invloed zijn op (de voorwaarden verbonden aan) het pgb, dan moeten deze gemeld worden en dan zal verweerder deze beoordelen. Eiser kan zich niet nu al baseren op speculaties of mogelijk toekomstige omstandigheden.
Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat professionele thuisbegeleiding, periodieke consulten bij een VG-arts en dagbesteding van belang zijn voor kwalitatief goede zorg. Het geschil spitst zich toe op de vraag of deze begeleiding/zorg in de vorm van (ongeclausuleerde) voorwaarden mag worden verbonden aan het pgb. Het gaat eiser er dan met name om dat onvoorziene omstandigheden niet volledig voor zijn rekening en risico moeten komen.
11. Op de zitting is namens eiser toegelicht dat zich in de praktijk weleens onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor niet wordt voldaan aan de nu geformuleerde voorwaarden. In de zomer van 2020 was er bijvoorbeeld wel een arts van Reinaerde beschikbaar, maar geen VG-arts. Toen is geadviseerd elders te rade te gaan. Dit betekende een nieuwe zoektocht in tijden van Corona. Verweerder heeft verduidelijkt dat het met name belangrijk is dat als een dergelijke omstandigheid zich voordoet er gecommuniceerd wordt. Er kan dan door verweerder worden meegedacht over eventuele oplossingen. Het gaat er vooral om dat van de zijde van eiser actie wordt ondernomen.
12. De rechtbank overweegt dat het niet ondenkbaar is dat zich onvoorziene omstandigheden voordoen, waardoor de door beide partijen noodzakelijk geachte zorg (tijdelijk) niet door kan gaan. Zo kan een zorgverlener ziek worden en kunnen er wachtlijsten zijn voor het verkrijgen van zorg. Ook kunnen zich bijzondere omstandigheden voordoen, die niemand vooraf had voorzien zoals een opleving van (een nieuwe variant van) het Corona-virus. Verweerder erkent dit op zich en wijst op de noodzaak van communicatie.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit (pagina 8 bovenaan) de tekst van artikel 5.20, eerste lid, aanhef en onder b, van de Rlz is opgenomen. Hieruit volgt dat de verleningsbeschikking wordt gewijzigd of ingetrokken met ingang van de dag waarop de verzekerde niet langer voldoet aan de voorwaarden van het pgb. Hoewel verweerder bevoegd is om bepaalde voorwaarden te verbinden aan toekenning van een pgb, zijn de concrete voorwaarden in de situatie van eiser onevenredig belastend. Dit is erin gelegen dat de te verlenen zorg als voorwaarde is geformuleerd, waardoor deze een absoluut karakter krijgt met de consequentie dat ook een overmachtssituatie kan leiden tot intrekking van het pgb. De rechtbank acht het bestreden besluit op dit onderdeel in strijd met het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.
13. Van (de wettelijk vertegenwoordiger/curator van) eiser kan echter wel verlangd worden dat hij zich inspant om aan de geformuleerde voorwaarden (zie onder 6) te voldoen. Ook is het aan hem belangrijke informatie, die betrekking heeft op het al dan niet kunnen nakomen van deze voorwaarden, zo snel als mogelijk te delen met verweerder en hierover in gesprek te treden. Het is aan (de wettelijk vertegenwoordiger van) eiser om initiatief te nemen in de communicatie met verweerder en in het zoeken naar oplossingen met verweerder in het geval zich feiten en omstandigheden voordoen die van invloed zijn op de verstrekking van het pgb.
Conclusie
14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de drie nader opgelegde voorwaarden en herroept het primaire besluit.
15. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat de opgelegde voorwaarden zoals vermeld onder 6 enkel als een inspanningsplicht hebben te gelden en dus niet als resultaatsverplichting waar intrekking van het pgb aan is gekoppeld. In geval van onvoorziene omstandigheden met als gevolg dat eiser niet kan voldoen aan (een van) de opgelegde voorwaarden, ligt het initiatief bij (de wettelijk vertegenwoordiger/ curator van) eiser om onverwijld in overleg te treden met verweerder en op constructieve wijze naar een oplossing te zoeken.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
17. Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de drie nadere opgelegde voorwaarden;
- herroept het primaire besluit;
- voorziet zelf in de zaak en bepaalt onder verwijzing naar overweging 15 dat de drie nader opgelegde voorwaarden enkel als inspanningsplicht gelden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 22 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.