Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding, waarin werd gemeld dat vanuit de woning vuurwerk en drugs werden verhandeld, heeft de Politie Midden-Nederland de woning op 22 december 2020 doorzocht. Op 23 maart 2021 is door de Politie Midden-Nederland een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Naast een grote hoeveelheid vuurwerk is tijdens de doorzoeking het volgende aangetroffen:
- 73,98 gram MDMA;
- 161,29 gram Amfetamine;
- 2,13 gram Cannabis;
- 8,98 gram Fenmetrazine (indicatief getest);
- Een doosje met gripzakjes; 9 zakjes van ongeveer 100 gripzakjes;
- 42 gripzakjes van 6 bij 8 centimeter;
- 81 gripzakjes van 4 bij 4 centimeter;
- 10 gripzakjes van 2 bij 1 centimeter;
- 2 niet gebruikte ponypacks.
3. Verweerder heeft op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning gesloten.
Is verweerder bevoegd de woning te sluiten?
4. Verweerder acht zich bevoegd de woning te sluiten omdat in de woning een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid mag verweerder er van uit gaan dat de drugs bestemd zijn voor handel. Het uitgangspunt in de beleidsregels van verweerder is dat bij een eerste overtreding in een woning een waarschuwing wordt gegeven. Hier is echter sprake van een ernstige situatie, gelet op de hoeveelheid harddrugs en attributen zoals verpakkingsmateriaal. Daarom acht verweerder zich bevoegd om de woning te sluiten.
5. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder niet bevoegd is om de woning te sluiten. Het is onvoldoende duidelijk dat daadwerkelijk drugs in de woning zijn aangetroffen en het is onvoldoende duidelijk of de geteste drugs afkomstig waren uit de woning. Verweerder kan niet blind vertrouwen op de informatie die hij van de politie krijgt.
6. Uit de bestuurlijke rapportage van 23 maart 2021, opgemaakt op basis van ambtsedig opgemaakte processen-verbaal, blijkt dat op 22 december 2020 een hoeveelheid harddrugs is aangetroffen in de woning die de voor eigen gebruik aangemerkte hoeveelheid van maximaal 0,5 gram ruimschoots overschrijdt. De stellingen van verzoeker zijn onvoldoende onderbouwd om te kunnen dienen als tegenbewijs. In het proces-verbaal van bevindingen is het adres van verzoeker genoemd en de beschrijvingen van de gevonden waar komen overeen wat betreft grote hoeveelheden pasta (amfetamine) en pillen in het pv van het onderzoek naar de verdovende middelen. Dat in het proces-verbaal van doorzoeking bij de pillen niet alle aantallen staan, maakt niet dat de processen-verbaal inhoudelijk niet overeen komen of dat er in het proces-verbaal van onderzoek, goederen zijn vermeld die niet uit de woning van verzoeker komen. Verweerder hoefde aan de betrouwbaarheid ervan niet te twijfelen. Ook komt de informatie die in de beide processen-verbaal en de bestuurlijke rapportage wordt genoemd voor het overgrote deel overeen. Bovendien is ter zitting gebleken dat verweerder bij de politie navraag heeft gedaan en dat de politie heeft bevestigd dat de informatie in de bestuurlijke rapportage correct is. Voor zover verweerder hier in het bestreden besluit nog onvoldoende aandacht aan heeft besteed, kan hij dat in bezwaar herstellen.
7. Gezien het vorenstaande is aannemelijk dat er in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, die (mede) bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking vanuit de woning. Dat het om drugs ging is met de indicatieve testen aannemelijk gemaakt. Ook heeft de aangehouden verdachte die in de woning is aangetroffen verklaard dat het om drugs ging. Verweerder heeft verder waarde mogen toekennen aan de aanwezigheid van het verpakkingsmateriaal. Verweerder was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Mag verweerder gebruik maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten?
8. Vervolgens moet de voorzieningenrechter de vraag beantwoorden of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken. Daarbij moeten de belangen van verweerder, namelijk het beschermen van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, worden afgewogen tegen de belangen van verzoeker.
9. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat niet is gebleken dat de belangen van verzoeker zwaarder wegen dan het belang dat is gediend met de sluiting, zodat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan verweerder van handhaving dient af te zien.
10. Verzoeker voert aan dat verweerder in redelijkheid niet van zijn sluitingsbevoegdheid gebruik mag maken. De sluiting treft geen doel meer, gelet op het tijdsverloop tussen de doorzoeking en het primaire besluit. De sluiting is in strijd met de onschuldpresumptie. Het beleid van verweerder, waarin staat dat niet wordt volstaan met een waarschuwing als harddrugs worden aangetroffen, is kennelijk onredelijk en moet daarom buiten toepassing worden gelaten. Verder werkt de sluiting voor verzoeker onevenredig uit. Verzoeker wist niet dat er drugs in de woning aanwezig waren. Hij is vrijgesproken in de vuurwerkzaak omdat er geen bewijs was dat hij wist van het vuurwerk. Daarom is het aannemelijk dat verzoeker ook niet wist van de drugs. Verzoeker heeft dus niet verwijtbaar gehandeld. Verder zijn de gevolgen van de sluiting groot. Verzoeker zal zijn huurwoning kwijtraken omdat de verhuurder overgaat tot ontbinding van de huurovereenkomst. Verzoeker heeft een kind van 1 jaar en een stiefkind in wiens leven hij een actieve rol speelt. De woning is nodig voor contactmomenten. Tot slot was er geen sprake van overlast voor omwonenden.
11. Het oordeel van de voorzieningenrechter is dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter is als volgt tot dit oordeel gekomen.
12. Gelet op de grote hoeveelheid harddrugs en de verpakkingsmaterialen die in de woning zijn aangetroffen en gelet op de MMA-melding, heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter mogen aannemen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel en dat daardoor de noodzaak om de woning te sluiten is gegeven. Gezien de ernst hoefde verweerder niet met een waarschuwing te volstaan. Dat er een MMA-melding is gedaan, wijst erop dat in ieder geval bij de melder bekend is dat vanuit de woning drugs worden verhandeld en dat hij wilde dat tegen de activiteiten in of vanuit de woning werd opgetreden. Dat er verder geen meldingen zijn van drugsgerelateerde overlast doet, zeker gezien de hoeveelheid harddrugs die in de woning is aangetroffen, geen afbreuk aan de noodzaak van de sluiting. De omstandigheid dat er sprake is van tijdsverloop tussen de doorzoeking en het primaire besluit is op zichzelf geen reden om van sluiting af te zien. Het tijdsverloop neemt niet weg dat verweerder belang heeft op te treden en enkel door tijdsverloop wordt dat doel van een sluiting niet bereikt. Een zichtbare sluiting is een signaal dat de overheid optreedt tegen drugcriminaliteit in woningen.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat verweerder in strijd handelt met de onschuldpresumptie. De bestuursrechtelijke maatregel van sluiting staat los van de strafrechtelijke weg. Verder ziet de maatregel van sluiting op de woning en niet op de persoon van verzoeker.
13. Met betrekking tot de evenredigheid overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Aannemelijk is dat de woningsluiting grote gevolgen kan hebben voor verzoeker, hoewel hij er ten tijde van de huiszoeking kennelijk niet verbleef. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker echter onvoldoende omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de gevolgen van de sluiting onevenredig zwaar zijn ten opzichte van het doel waarvoor de maatregel is genomen. Verzoeker is verantwoordelijk is voor wat er in de woning gebeurt. Dat de neef/vriend van verzoeker gebruik maakte van de woning en dat verzoeker daar zelf in die periode maar enkele keren is geweest, maakt niet dat het verzoeker niet te verwijten valt dat de drugs in de woning aanwezig waren. Verzoeker had dat kunnen en weten. Van hem mocht dit ook worden verwacht. De drugs en de verpakkingsmaterialen zijn aangetroffen in de woonkamer en in de keuken, in de vriezer en de keukenla. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat zijn neef/vriend bezig was met een taakstraf en dat verzoeker erop wilde letten dat zijn neef/vriend zich goed gedroeg. Dit had voor verzoeker des te meer aanleiding moeten zijn om in de gaten te houden wat zich in de woning afspeelde. Verder is niet gebleken dat verzoeker gedurende de sluiting van drie maanden nergens terecht kan. Hij heeft immers verklaard dat hij eerder ook tijdelijk bij zijn zus en zijn vriendin heeft verbleven. Daarom is niet zonder meer aannemelijk dat verzoeker zonder onderdak op straat komt te staan. Als de verhuurder van de woning de huurovereenkomst wil ontbinden, waarvan deze heeft aangevoerd dat hij dat ook zonder maatregel van de burgemeester zal doen, kan verzoeker daartegen verweer voeren bij de kantonrechter. De stelling van verzoeker dat hij de woning nodig heeft voor contact met zijn kind en stiefkind is niet onderbouwd en reeds daarom geen reden om van de sluiting af te zien. Deze kinderen wonen niet in zijn woning en ook is niet gebleken is dat verzoeker de woning nodig heeft om de kinderen te kunnen zien. Er is gezien het voorgaande geen reden om te oordelen dat verweerder geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten.
Verder heeft verzoeker zelf (nog) geen contact gehad met de gemeente Vijfheerenlanden om te bezien of er mogelijkheden zijn om voor (tijdelijke) huisvesting op opvang in aanmerking te komen. Hierbij had verzoeker ook zijn woonverleden naar voren kunnen brengen om te bezien of dit wellicht meer of andere mogelijkheden biedt. Gezien de grote hoeveelheid drugs die is aangetroffen en de noodzaak tot sluiting die dit oplevert, had dit van verzoeker wel verwacht mogen worden.
14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.