ECLI:NL:RBMNE:2021:2700

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/3045
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag aanvraag en afwijzing op basis van zelfstandigheid woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de huurtoeslag. Eiser, die een woning huurt, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, waarin het voorschot huurtoeslag voor het jaar 2020 op nihil is vastgesteld. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat er meerdere personen in de woning van eiser wonen, wat invloed heeft op de huurtoeslag. Eiser heeft niet tijdig de gevraagde informatie overgelegd, zoals handtekeningen van medebewoners en bewijs dat zijn woning een zelfstandige woning is.

De rechtbank heeft overwogen dat het aan de aanvrager is om aan te tonen dat de woning voldoet aan de voorwaarden voor huurtoeslag. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn woning een zelfstandige woning is, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst terecht het voorschot huurtoeslag heeft herzien. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat andere bewoners van hetzelfde adres wel huurtoeslag ontvangen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet relevant is voor de beoordeling van de aanvraag van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Raad van State. De rechtbank heeft benadrukt dat de informatie die eiser na de deadline heeft ingediend, niet kan worden meegenomen in de beoordeling van het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3045

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A. Stokhof),
en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

In het besluit van 21 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder het voorschot huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2020 herzien en vastgesteld op nihil.
In het besluit van 20 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021 via een Skype for Business beeldverbinding, waarbij de gemachtigde van eiser heeft ingebeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Vaststelling huurtoeslag
1. Verweerder heeft het voorschot huurtoeslag voor het jaar 2020 vastgesteld op nihil, omdat er meerdere personen bij eiser in huis wonen. Deze personen tellen mee voor de huurtoeslag, daarom heeft verweerder eiser op 26 november 2019 verzocht om handtekeningen van deze personen over te leggen. Omdat eiser daar niet op heeft gereageerd, heeft verweerder de huurtoeslag stopgezet.
2. Nadat eiser pro forma bezwaar heeft gemaakt is hij op 31 maart 2020 gevraagd zijn gronden van bezwaar aan te vullen. Op 9 juli 2020 is eiser opnieuw gevraagd zijn gronden van bezwaar aan te vullen, vóór 23 juli 2020. Daarbij is hij gevraagd het huurcontract en de bijbehorende betaalwijzen op te sturen. Eiser heeft niet binnen deze termijn gereageerd. Daarom heeft verweerder onvoldoende informatie om vast te stellen of eiser in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Beroepsgronden
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder ervan op de hoogte is dat de woning van eiser een zelfstandige woning betreft. Andere bewoners van het adres [adres] te [woonplaats] ontvingen of ontvangen om die reden huurtoeslag. Ter zitting heeft eiser de namen genoemd van twee personen, [A] en [B] , en toegelicht dat zij ook een woonruimte huren aan de [adres] . Verweerder weet dat de Basisregistratie personen (BRP) niet klopt. Gelet op de vakantieperiode had verweerder de op 9 juli 2020 gegeven reactietermijn tot 23 juli 2020 moeten verlengen of het verzoek moeten herhalen. Met verweerder was afgesproken dat een plattegrond overgelegd zou worden waarop de zelfstandige woningen op [adres] vermeld zijn. Dat heeft eiser gedaan op 11 augustus 2020. Door de coronapandemie is dit alles vertraagd, maar er was toch geen haast omdat alles op de lange baan is geschoven, aldus eiser.
Oordeel rechtbank
4. Huurtoeslag wordt alleen toegekend voor de huur van een zelfstandige woning of onvrije etage. [1] Verweerder mag er in beginsel van uit gaan dat op één BRP-adres, één zelfstandige woonruimte is gelegen. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat op één BRP-adres meer zelfstandige woningen aanwezig zijn door bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de gehuurde woning beschikt over een eigen toegang en wezenlijke voorzieningen die niet met andere bewoners op hetzelfde adres worden gedeeld. Verder dient de huurder aan te tonen dat degene die verweerder als medebewoner heeft aangemerkt niet tot zijn huisgenoten behoort of heeft behoord. [2]
5. Eiser heeft niet aangetoond dat de woning die hij huurt voldoet aan de voorwaarden voor huurtoeslag. Verweerder mag ervan uit gaan dat de gegevens in de BRP juist zijn. Als eiser meent dat wat daarin staat niet juist is, zijn er rechtswegen om een en ander aan te laten passen. Bovendien heeft eiser geen informatie aangeleverd op grond waarvan verweerder kon oordelen dat in het geval van eiser sprake was van zelfstandige woonruimte. Verweerder heeft daar wel om verzocht: twee keer schriftelijk (op 31 maart 2020 en
9 juli 2020) en één keer telefonisch (op 8 mei 2020). Eiser heeft pas na afloop van de verleende termijn informatie aan verweerder opgestuurd. Deze informatie is op 18 augustus 2020, dus ruimschoots na de gestelde termijn op 23 juli 2020, door verweerder ontvangen. Vanwege deze termijnoverschrijding hoefde verweerder deze informatie niet bij het bestreden besluit te betrekken. Verweerder kon de informatie feitelijk ook niet betrekken bij het nemen van het bestreden besluit. Zoals ter zitting toegelicht door verweerder blijkt uit het bij verweerschrift meegestuurde aanvullende document ‘schermprint notities bezwaarbehandeling’ dat het bestreden besluit weliswaar is gedateerd op 20 augustus 2020, maar was het feitelijk al genomen op 12 augustus 2020 en toen verzonden.
6. De rechtbank constateert dat, ook als eiser de informatie wel tijdig had ingediend, de informatie niet tot een ander oordeel had kunnen leiden nu de gemachtigde van eiser tijdens de zitting heeft verklaard dat eiser niet over een eigen voordeur en badkamer beschikte. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor huurtoeslag. Alles wat eiser ter zitting heeft aangevoerd over andere procedures die hij heeft gevoerd over de huurtoeslag voor andere bewoners van de [adres] is niet van invloed op de vraag of verweerder de huurtoeslag van eiser voor de studio die hij huurt op juiste gronden heeft afgewezen.
7. Met zijn stelling dat [A] en [B] ook huurtoeslag ontvangen voor hun appartement, doet eiser indirect een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Dat beroep slaagt al niet omdat niet gebleken is dat de woningen van [A] en [B] hetzelfde zijn als de studio van eiser.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 25 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 11, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van