ECLI:NL:RBMNE:2021:2703

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
UTR 20/900
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2013 met betrekking tot niet-ontvankelijkheid en ongegrondverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2013. Eiseres had verzocht om herziening van haar recht op kinderopvangtoeslag, maar het beroep voor het jaar 2012 werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek te laat was ingediend. Voor het jaar 2013 werd het verzoek ongegrond verklaard, omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn had gereageerd. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het herzieningsverzoek voor 2012 terecht was, aangezien de termijn voor herziening was verstreken. De rechtbank stelde vast dat eiseres in het verleden weliswaar voorschotten had ontvangen, maar dat de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor 2012 op € 0,- was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht meer had op herziening van de kinderopvangtoeslag voor 2012, terwijl voor 2013 de kinderopvangtoeslag inmiddels was herzien en definitief vastgesteld op € 15.892,-. De rechtbank droeg verweerder op het griffierecht van € 48,- te vergoeden aan eiseres, maar verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/900

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Procesverloop

In het besluit van 14 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om het recht op kinderopvangtoeslag over 2012 en 2013 te herzien afgewezen..
In het besluit van 20 januari 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
In het besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit herzien en het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard, voor zover dat ziet op de kinderopvangtoeslag over 2013. In het besluit van 1 maart 2021 (het betreden besluit III) is de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013 definitief vastgesteld. Het beroep heeft ook betrekking op de bestreden besluiten II en III. [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021 via een Skype for Business beeldverbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen voor de jaren 2012 en 2013. Op 8 januari 2016 heeft verweerder het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 definitief vastgesteld op € 0,-. Het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013 heeft verweerder op 31 oktober 2014 vastgesteld op € 0,-.
2. Op 17 juli 2019 heeft eisers verweerder verzocht het recht op kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2013 te herzien. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat het herzieningsverzoek te laat is ingediend. Een toeslag kan worden herzien tot vijf jaar na afloop van het berekeningsjaar. Voor de kinderopvangtoeslag over 2012 eindigde deze termijn op 31 december 2017 en voor de kinderopvangtoeslag over 2013 eindigde deze termijn op 31 december 2018, aldus verweerder. De afwijzing van het herzieningsverzoek blijft in het bestreden besluit I in stand.
3. Op 16 februari 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Daarin erkent verweerder dat het bestreden besluit I niet juist is, voor zover dat ziet op de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013. De kinderopvangtoeslag voor 2013 is namelijk nog niet definitief vastgesteld. Om die reden heeft verweerder het bestreden besluit I herzien en op 16 februari 2021 het bestreden besluit II genomen. In het bestreden besluit III heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor 2013 definitief vastgesteld op € 15.892,-. De afwijzing van het herzieningsverzoek is door verweerder in stand gelaten, voor zover dat ziet op het jaar 2012.
Wat moet de rechtbank beoordelen
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de nieuwe beslissingen (op bezwaar) van 16 februari 2021 en 1 maart 2021 een ander standpunt heeft ingenomen over de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013. Deze nieuwe beslissingen bezwaar zijn in de plaats gekomen voor het bestreden besluit I. Eiseres heeft dus geen belang meer bij een boordeling van het bestreden besluit I. De rechtbank zal eiseres’ beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. Omdat verweerder met de nieuwe beslissingen op bezwaar een ander standpunt heeft ingenomen over het recht op kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013, moet verweerder wel het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser proceskosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
De nieuwe beslissing op bezwaar
5. Met de nieuwe beslissingen op bezwaar is verweerder deels tegemoetgekomen aan de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank moet in deze procedure ook de bestreden besluiten beoordelen. Dat zal zij hierna doen.
6. De kinderopvangtoeslag voor het jaar 2013 is inmiddels herzien en het recht op kinderopvangtoeslag is definitief vastgesteld in het bestreden besluit III. Eiseres heeft geen gronden ingediend waaruit blijkt dat zij het niet eens is met het bedrag dat is vastgesteld. In beroep moet daarom alleen de vraag worden beantwoord of verweerder het herzieningsverzoek voor het jaar 2012 terecht heeft afgewezen in het bestreden besluit II.
7. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar herzieningsverzoek voor het jaar 2012. Zij voert aan dat zij wel degelijk recht heeft op kinderopvangtoeslag over dit jaar. Verweerder heeft de voorschotten teruggevorderd, omdat er iets mis is gegaan met de stukken die nodig waren voor de definitieve berekening. Eiseres heeft echter meerdere keren aan verweerder laten weten dat zij de stukken heeft toegezonden maar dat deze zijn kwijtgeraakt bij verweerder, en dat eisers de stukken opnieuw wil indienen. Verweerder heeft daar nooit inhoudelijk op gereageerd. Eiseres heeft de stukken opnieuw aan verweerder toegezonden bij het herzieningsverzoek. Verweerder stelt ten onrechte dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend, eiseres heeft namelijk vaak contact opgenomen met verweerder, bezwaar gemaakt en brieven geschreven. Het was dus duidelijk dat eiseres alsnog aanspraak wilde maken op kinderopvangtoeslag.
Oordeel rechtbank
Het jaar 2012
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het herzieningsverzoek voor het jaar 2012 terecht heeft geweigerd. Het verzoek om herziening van de kinderopvangtoeslag over 2012 dateert van 17 juli 2019 en is op 23 juli 2019 door verweerder ontvangen. In de wet- en regelgeving over toeslagen [2] is bepaald dat verweerder een tegemoetkoming die op een te laag bedrag is vastgesteld kan herzien, tenzij vijf jaar is verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar (in dit geval 2012) en de belanghebbende niet binnen een jaar na de dagtekening van de beschikking tot toekenning om herziening heeft verzocht. Aan die eis is niet voldaan, omdat eiseres haar herzieningsverzoek niet binnen de termijn van vijf jaar heeft ingediend en zij niet binnen één jaar na de dagtekening van de definitieve beschikking (8 januari 2016) om herziening heeft verzocht. Verder blijkt uit het dossier dat verweerder naar aanleiding van de bezwaren van eiseres tegen het voorschot voor 2012 en tegen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag voor 2012 een beslissing op bezwaar heeft genomen.. Daarmee heeft eiseres destijds de rechtens openstaande mogelijkheden benut om op te komen tegen de voorlopige en definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit II in stand kan blijven. Eiseres’ beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond.
9. Zoals tijdens de zitting besproken, betekent de afwijzing van het herzieningsverzoek door verweerder niet dat eiseres voor het jaar 2012 geen aanspraak meer kan maken op een (nadere) tegemoetkoming of compensatie van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 26 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 21a, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en artikel 5a, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Awir.