Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de mondelinge behandeling op 8 april 2021, ter gelegenheid waarvan partijen nadere producties hebben overgelegd ( [eiser] producties 32 en 33; FrieslandCampina producties 12, 13 en 14).
2.De feiten
Artikel 8
Voorkom opschorting van melkinname
3.Het geschil
4.De beoordeling
Niet-ontvankelijkheid
- 13 maart 2017 (productie 9 bij dagvaarding)
- 9 maart 2018 (productie 11 bij dagvaarding), en
- 7 september 2018 (productie 15 bij dagvaarding).
- dat de waarde van de koeien aanmerkelijk daalt, omdat de koeien dan droog komen te staan en geen melk meer produceren,
- dat het lid moet stoppen met zijn melkveebedrijf, en
- dat het lid niet meer in zijn levensonderhoud kan voorzien.
Dit is de eerste opschorting melkinname binnen 24 maanden. Wordt de melk binnen 24 maanden voor de derde keer opgeschort, dan zijn wij genoodzaakt de melkleveringsrelatie met u te beëindigen”.
Dit is de eerste opschorting melkinname” een kennelijke verschrijving was, en dat [eiser] dit ook wist of behoorde te weten, omdat een opschorting zo ingrijpend is dat dat een lid echt wel bijblijft, en [eiser] tijdens een gesprek op 15 juni 2018, na de tweede opschorting, heeft gezegd dat “
FrieslandCampina zijn lot in handen heeft” en dat hij “
ervoor moet zorgen dat het bedrijf bestaansrecht heeft”.
- de overtreding van de normen van FrieslandCampina waaraan de melk moest voldoen en die aanleiding was voor de opschorting, vond plaats toen het bedrijf (wegens familieomstandigheden) niet door [eiser] maar door een derde werd geleid
- de dag na het opschortingsbesluit van 13 maart 2017 deelde FrieslandCampina aan [eiser] mee dat de melkkwaliteit op 13 maart 2017 was onderzocht en weer aan de norm voldeed (productie 10 bij dagvaarding)
- FrieslandCampina communiceerde in die periode meerdere termijnen aan [eiser] waarbinnen hij de kwaliteit van de melk aan de normen moest laten voldoen. Zij maakte daarbij niet duidelijk wat de verhouding tussen die termijnen was. In de brief van 10 februari 2017 (productie 6 bij dagvaarding) gaf FrieslandCampina [eiser] een hersteltermijn van 4 weken, terwijl in de brief van 24 februari 2017 (productie 7 bij dagvaarding) een wettelijke verbeterperiode werd gegeven van 3 maanden. Over de samenloop staat in die brief: “
lot in handen van FrieslandCampina lag” maakt dat niet anders, omdat dat niet noodzakelijkerwijs betekent dat hij wist dat bij een volgende opschorting de melkinname definitief zou worden beëindigd. Weliswaar wist [eiser] dat hij al enige tijd werd behandeld als Aandachtsbedrijf, dat hij afspraken moest nakomen uit diverse herstelplannen en dat de positie van zijn bedrijf in die zin penibel was, maar hij hoefde niet te begrijpen dat het bij een volgende opschorting over en uit zou zijn.
“ [eiser] op weg te helpen om op een andere manier in zijn onderhoud te gaan voorzien”. Ook hiervoor was meer nodig dan een (relatief) kleine tegemoetkoming in de gemaakte kosten. FrieslandCampina had er immers voor gezorgd dat er geen melk meer bij [eiser] werd ingenomen, zodat de schade die zij daarmee had veroorzaakt moest worden vergoed, al dan niet in de vorm van een flinke som geld om de overstap te maken naar een ander soort bedrijf, zoals een vleesveebedrijf.
“op een andere manier in zijn levensonderhoud te willen voorzien”en al voorbereidingen had getroffen voor omschakeling naar een vleesveebedrijf, brengt hierin geen verandering. Die voorbereidingen waren noodzakelijk, omdat FrieslandCampina weigerde om de melkinname te hervatten, en de melkkoeien droog stonden en noodgedwongen moesten worden verkocht. Pogingen om de melk aan andere melkproducenten te leveren, waren op niets uitgelopen, zo heeft [eiser] onderbouwd gesteld en FrieslandCampina onvoldoende gemotiveerd betwist. Dat [eiser] keek naar andere wijzen om in zijn levensonderhoud te voorzien, was door diezelfde situatie ingegeven. Bovendien kon hij tijdens de zitting niet weten dat de Commissie van Bezwaar in voor hem positieve zin zou oordelen over het beëindigingsbesluit van FrieslandCampina.
5.De beslissing
28 juli 2021voor het nemen van een akte door [eiser] over de omvang van de door hem geleden schade, waarna de wederpartij op de rol van 4 weken daarna een antwoordakte kan nemen,