In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als schoonmaakster via een derde belanghebbende, zich op 30 maart 2020 ziekgemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv heeft in een primair besluit van 12 mei 2020 vastgesteld dat eiseres recht heeft op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW) en heeft haar dagloon vastgesteld op € 16,50 bruto. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, omdat zij het niet eens is met de hoogte van het dagloon. In het bestreden besluit van 23 oktober 2020 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en toegelicht dat het bij de berekening van het dagloon niet gebonden is aan de CAO en dat het is uitgegaan van een referteperiode van 20 januari 2020 tot en met 31 januari 2020.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 8 juni 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betwist dat haar dagloon zo laag is en verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen. De rechtbank overweegt dat het dagloon moet worden berekend op basis van het loon dat is verdiend tijdens de referteperiode uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden. Eiseres heeft in de referteperiode volgens haar 28 uur per week gewerkt voor € 27,- per uur, maar het Uwv heeft gegevens uit de polisadministratie gebruikt die een lager bedrag aangeven.
De rechtbank concludeert dat het Uwv het dagloon correct heeft vastgesteld en ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, en is openbaar gemaakt op 23 juni 2021. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.