ECLI:NL:RBMNE:2021:2796
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van studiefinanciering wegens overschrijding bijverdiengrens
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser, die studiefinanciering ontving voor zijn HBO-studie Business IT & Management, had in 2016 te veel bijverdiend, wat leidde tot een terugvordering van € 797,28 voor zijn studentenreisproduct. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering terecht was, omdat de eiser in 2016 een inkomen had dat de bijverdiengrens overschreed. De eiser had zijn studentenreisproduct stopgezet, maar was niet op de hoogte van de regels omtrent bijverdienen en de gevolgen daarvan voor zijn studiefinanciering.
De rechtbank stelde vast dat de eiser in 2016 een inkomen van € 15.653,36 had, wat meer was dan de vastgestelde bijverdiengrens van € 13.989,13. De rechtbank oordeelde dat de Minister voldoende informatie had verstrekt over de regels van bijverdienen en dat de eiser niet kon aantonen dat hij niet op de hoogte was van deze regels. De berekening van de terugvordering was gebaseerd op de Wet studiefinanciering 2000, die in 2016 van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van € 797,28 rechtmatig was en dat het beroep van de eiser ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van kennis van de regels omtrent studiefinanciering en bijverdienen voor studenten. De rechtbank wees erop dat de eiser zelf verantwoordelijk is voor het op de hoogte zijn van deze regels, en dat de termijn voor het opleggen van een vordering wegens meerinkomen niet is vastgelegd in de wet. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.