ECLI:NL:RBMNE:2021:2832

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
20/1228
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen besluit UWV over Ziektewetuitkering

Deze uitspraak betreft het verzet van opposante tegen een eerder besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 14 februari 2020. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 27 augustus 2020 het beroep van opposante ongegrond verklaard. Opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, wat heeft geleid tot een zitting op 20 mei 2021. Tijdens deze zitting was opposante aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder zich afmeldde wegens verhindering. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard. In de overwegingen werd benadrukt dat de rechtbank eerder terecht had geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst van de zaak, waardoor een zitting niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante haar bezwaarschrift te laat had ingediend, wat een termijnoverschrijding inhoudt. De rechtbank heeft verder uiteengezet dat het UWV verplicht is om berichten elektronisch te verzenden, en dat het besluit van 25 september 2019 niet op de juiste wijze bekend was gemaakt. Ondanks deze tekortkoming was opposante op de hoogte van het primaire besluit, zoals blijkt uit een telefoonnotitie van 28 oktober 2019. Hierdoor had zij voldoende tijd om bezwaar te maken, wat zij ook heeft gedaan.

De rechtbank concludeert dat de verwarring die opposante heeft ervaren geen bijzondere omstandigheden oplevert die haar termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank van 27 augustus 2020 blijft derhalve in stand. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op 20 mei 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1228-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) van 14 februari 2020. In de uitspraak van 27 augustus 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Opposante is verschenen, samen met haar gemachtigde. Verweerder is met telefonisch bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank destijds terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel was over de uitkomst en er dus geen zitting nodig was. De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank oordeelt dat de uitspraak van 27 augustus 2020 niet juist was.
2. De rechtbank ziet in was opposante aanvoert geen reden om het verzet gegrond te verklaren. Zoals ter zitting besproken is in deze zaak het bezwaarschrift ingediend buiten termijn die daarvoor staat. Er is sprake van een termijnoverschrijding. De rechtbank overweegt verder dat op grond van artikel 32e, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in het verkeer tussen de burger en het UWV, in afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bericht uitsluitend elektronisch wordt verzonden, tenzij er naar het oordeel van het UWV sprake is van groepen burgers voor wie en berichten of omstandigheden waarvoor communicatie langs andere dan elektronische weg is aangewezen. De hoofdregel is aldus dat het UWV berichten digitaal verzendt. Artikel 2 van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV (de Beleidsregel) regelt vervolgens in welke gevallen verkeer tussen burgers en het UWV niet verplicht digitaal plaatsvindt. In de bijlage bij de Beleidsregel [1] is gespecificeerd dat de verplichting tot elektronische communicatie geldt voor alle brieven en beslissingen over de ZW-uitkering.
3. De rechtbank stelt vast dat het besluit van 25 september 2019 gaat over het afwijzen van een Ziektewet uitkering. Dit betekent dat het UWV volgens de bijlage bij de beleidsregels verplicht is het besluit elektronisch te verzenden. Nu het UWV dit heeft nagelaten is het besluit niet op de juiste wijze bekend gemaakt. Alhoewel het UWV het besluit niet op de juiste wijze bekend heeft gemaakt blijkt uit de telefoonnotitie van 28 oktober 2019 dat opposante contact heeft opgenomen met het UWV naar aanleiding van de door haar ontvangen brieven en dat zij het hier niet mee eens is. Hiermee staat vast dat opposante op 28 oktober 2019 bekend was met het primaire besluit van 25 september 2019. Opposante had nog (ruim) een week de tijd om schriftelijk of digitaal bezwaar te maken. De hoeveelheid procedures en daarmee gepaarde verwarring die opposante tijdens de zitting naar voren brengt, spelen geen rol in deze zaak omdat opposante uiteindelijk wel bezwaar heeft gemaakt. De verwarring heeft niet geleid tot een te laat bezwaar. Opposante heeft wel degelijk begrepen dat er bezwaar moest worden gemaakt. Met betrekking tot de verhuizing van opposante en de gepaarde spanning vindt de rechtbank het heel begrijpelijk dat dit een drukke periode voor opposante is geweest. Echter leidt dit niet tot een bijzondere omstandigheid waardoor het bezwaar verschoonbaar te laat moet worden geacht.
4. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 27 augustus 2020 in stand blijft
5. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Bijlage Beleidsregel elektronische communicatie UWV