3.8.Met inachtneming van deze uitgangspunten komt de rechtbank tot het volgende oordeel over de zaken, waarvan de kinderen [achternaam van verweerders] hebben erkend dat zij die onder zich hebben.
De schilderijen
Van de schilderijen van een Ming kom en van een blauwe kom kan niet worden vastgesteld bij wie de eigendom lag. Ze komen niet voor op de lijst van aanbrengsten, maar kunnen mogelijk na het huwelijk zijn gekocht. [eiser] heeft zich niet over het tijdstip van aankoop uitgelaten. De kinderen [achternaam van verweerders] stellen dat de heer [C] en mevrouw [A] samen opdracht tot het schilderen van deze schilderijen hebben gegeven en dat deze aan hen samen zijn geleverd. Dit blijkt nergens uit, maar dat doet niet ter zake. Nu onduidelijk is bij wie de eigendom ligt worden deze schilderijen geacht gezamenlijk eigendom te zijn geweest. De revindicatie daarvan dient dan ook te worden afgewezen. De schilderijen dienen te worden verdeeld tussen de erven van beide nalatenschappen. Geen van partijen heeft de verdeling gevorderd.
Ten aanzien van de twee winterlandschappen met vergulde staaflijst (foto schilderij [nummer-/letteraanduiding 1] en schilderij [nummer-/letteraanduiding 2] ): [eiser] heeft gesteld dat deze twee schilderijen al in het ouderlijk huis van de familie [eiser] hingen. Echter staat op de staat van aanbrengst van 1 januari 2010 ook een [voorstelling schilderij 1] van [schilder 1] . De kinderen [achternaam van verweerders] hebben daar op gewezen. De rechtbank kan niet vaststellen of de twee winterlandschappen op de foto’s [nummer-/letteraanduiding 1] en [nummer-/letteraanduiding 2] van [schilder 1] zijn. Bij deze stand van zaken dient in ieder geval één van deze schilderijen te worden afgegeven aan [eiser] , omdat die eigendom was van mevrouw [A] . Van het andere schilderij is het onduidelijk. Indien het schilderij niet van [schilder 1] is moet het eveneens worden afgegeven. Is het wel van [schilder 1] dan kan worden aangenomen dat het schilderij van de heer [C] was en valt het in diens nalatenschap. De rechtbank gaat er van uit dat partijen daar zelf uitkomen.
Het schilderij ( waterbeeld ) met gouden lijst was eigendom van mevrouw [A] want afkomstig uit haar familie. Dit blijkt uit de foto’s die ter zitting aan de rechtbank zijn getoond.
De schilderijen van [naam schilderij 2] en [naam schilderij 3] waren eigendom van mevrouw [A] . Dit wordt door de kinderen [achternaam van verweerders] ook erkend.
Van het schilderij “ [naam schilderij 1] ” is de eigendom onduidelijk. Enerzijds staat dit schilderij op de lijst van aanbrengsten van de heer [C] d.d. 26 februari 2014, maar anderzijds staat het op dezelfde factuur als de schilderijen vermeld onder d. Deze factuur staat op naam van mevrouw [A] en dateert van 10 december 2013. Dit duidt er op dat het schilderij door mevrouw [A] is gekocht. Hoe het dan later op de staat van aanbrengsten van de heer [C] terecht is gekomen is een raadsel. De rechtbank kan het mevrouw [A] en de heer [C] niet meer vragen. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat dit schilderij tot een eenvoudige gemeenschap behoort en dat de revindicatie daarvan moet worden afgewezen. Het schilderij moet in de verdeling worden betrokken.
Het schilderij in een brede lijst met daarop een [voorstelling schilderij 2] van [schilder 2] staat op de lijst van aanbrengsten van 1 januari 2010 en was dus van de heer [C] .
Ten aanzien van het schilderij in vergulde staaflijst, voorstellend een kar een wagen op een door bomen omzoomde weg (foto schilderij 29): Partijen verschillen van mening of dit schilderij op de staat van aanbrengsten van de heer [C] staat. Volgens [eiser] is dit niet het geval. Volgens [verweerders c.s.] staat dit schilderij op de staat van aanbrengsten van 1 januari 2010. De rechtbank kan het desbetreffende schilderij niet terugvinden op de staat van aanbrengsten, maar kan ook niet uitsluiten dat het schilderij er onder een andere omschrijving toch op staat. Ook is onduidelijk wanneer het schilderij is aangekocht. Bij deze stand van zaken is onduidelijk bij wie de eigendom ligt dus moet er van worden uitgegaan dat deze gemeenschappelijk is.
Ook over het schilderij in een vergulde staaflijst, voorstellend een bootje onder een nacht met volle maan verschillen partijen van mening of die op de lijst met aanbrengsten van de heer [C] staat. [eiser] stelt dat dit niet het geval is. [verweerders c.s.] stelt dat dit schilderij op de lijst van aanbrengsten staat als ets met maanlicht landschapje van rivier . De rechtbank kan niet beoordelen of het schilderij op de foto de ets betreft die op de lijst van aanbrengsten staat. Bij deze stand van zaken is onduidelijk waar de eigendom ligt dus wordt dit schilderij of deze ets geacht gemeenschappelijk te zijn. De vordering tot afgifte zal worden afgewezen.
De twee Mingkommen. [verweerders c.s.] heeft niet betwist dat deze kommen niet op de lijst van aanbrengsten staan. Van één kom is een factuur gedateerd 24 maart 2001 overgelegd op naam van mevrouw [A] . Van één van deze kommen staat dus vast dat die van mevrouw [A] was. Van de andere kom bestaat geen factuur. Onduidelijk is of die na het huwelijk is aangeschaft. Indien dit zo is dan wordt de kom geacht gemeenschappelijk te zijn. De rechtbank zal de afgifte toewijzen van één van deze kommen.
Blauw 15 en blauw 16 worden geacht eigendom te zijn geweest van de heer [C] . Deze goederen staan weliswaar niet op de staat van aanbrengsten, maar de kinderen [achternaam van verweerders] hebben onbetwist gesteld dat deze zijn aangetroffen met een oranje/rode sticker.
De twee zilveren kandelaars worden geacht eigendom te zijn geweest van de heer [C] . [verweerders c.s.] heeft namelijk onbetwist gesteld dat deze zijn aangetroffen met een oranje/rode sticker.
De zilveren broodmand was van de heer [C] . Hij staat op de lijst van aanbrengsten en de factuur staat op zijn naam.
De iMac wordt geacht gemeenschappelijk te zijn omdat onduidelijk is van wie die was. Er waren er kennelijk twee, maar dat wil niet zeggen dat de door de kinderen [achternaam van verweerders] meegenomen iMac van hun vader was. Ook het feit dat hij die in gebruik had, omdat met zijn gebruikersnaam en wachtwoord kan worden ingelogd betekent niet dat het zijn eigendom was. De iMac moet in de verdeling worden betrokken en de vordering tot afgifte zal dus worden afgewezen. Overigens zal de iMac geen waarde meer vertegenwoordigen. Computers plegen in enkele jaren te worden afgeschreven.