In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Stichting Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (verzoekster) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) (verweerder). De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na een besluit van verweerder van 29 oktober 2019, waartegen verzoekster bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 4 maart 2020, waarna verzoekster op 10 april 2020 beroep heeft aangetekend.
Op 2 juli 2020 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waar verzoekster op 18 september 2020 haar beroep tegen het eerdere besluit heeft ingetrokken, met een verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder zich heeft geconformeerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het proceskostenverzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder met het nieuwe besluit tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster, wat betekent dat verzoekster recht heeft op proceskostenvergoeding. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op €534,-. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.