Overwegingen
Verzoek om voorlopige voorziening
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter van de rechtbank kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij het nemen van een beslissing op een verzoek tot voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol.
3. De voorzieningenrechter acht spoedeisend belang aanwezig, nu verzoekers gelast worden om met ingang van 14 juni 2021 de woning voor de duur van 3 maanden te verlaten. Verweerder heeft zich naar aanleiding van een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie op het standpunt gesteld dat de heer [verzoeker 2] niet in de woning woont en dat hij daarom geen spoedeisend belang heeft. Op de zitting hebben verzoekers dit standpunt van verweerder gemotiveerd weerlegd. De procedure bij de voorzieningenrechter leent zich er niet voor om hier nu nader onderzoek naar te doen. Omdat verzoekers gemotiveerd betwist hebben dat [verzoeker 2] niet in de woning woonachtig is, neemt de voorzieningenrechter ook bij [verzoeker 2] spoedeisend belang aan.
4. Verzoekers verzoeken om een voorlopige voorziening zodat het besluit wordt opgeschort tot het moment dat op het bezwaar is beslist.
5. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 11 mei 2021 blijkt dat op 10 mei 2021 een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning. Tijdens de doorzoeking zijn op diverse plaatsen in de woning stoffen aangetroffen, waarvan wordt aangenomen dat deze stoffen, verdovende middelen betreffen. Verder zijn in de woning een drukpers, weegschaal, verpakkingsmateriaal (knijpzakjes in diverse formaten) en contant geld aangetroffen. De aangetroffen middelen zijn door de politie gewogen en nader onderzocht en uit het onderzoek blijkt dat het gaat om een totale hoeveelheid van een zakje van 353 gram en een zakje van 100 gram heroïne en drie zakjes cocaïne, 1 van 120 gram, 1 van 34,5 gram en 1 van 2,5 gram.
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft verweerder bij het primaire besluit gelast om de woning voor de duur van 3 maanden te sluiten. Verweerder acht in de situatie van verzoekers een sluiting van drie maanden gerechtvaardigd, omdat in de woning een grote hoeveelheid harddrugs is aangetroffen die het eigen gebruik zeer ruim overschrijdt. Daarnaast heeft verweerder aan zijn primaire besluit ten grondslag gelegd dat er in de woning voorwerpen zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel. De combinatie van de grote handelshoeveelheid drugs met de aan drugsgerelateerde voorwerpen wijzen volgens verweerder op professionele drugshandel, wat een sluiting van drie maanden van de woning rechtvaardigt. Verweerder is van mening dat het maatschappelijk belang van het herstel van de openbare orde in de omgeving van de woning en het teniet doen van de bekendheid van dat ter plaatse drugs aanwezig zijn zwaarder weegt dan het belang om de woning gedurende deze drie maanden te gebruiken.
7. Verzoekers voeren op de zitting aan dat verweerder niet bevoegd was om de woning te sluiten, omdat de bestuurlijke rapportage waarop verweerder zijn beslissing baseert niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt. De bestuurlijke rapportage is door de inspecteur van de politie naar waarheid opgemaakt op basis van ambtsedig opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn niet bijgevoegd. De bestuurlijke rapportage is onvoldoende onderbouwing van het besluit omdat deze niet op ambtseed is opgemaakt. Er is daardoor volgens verzoekers niet vast komen te staan dat een grote hoeveelheid harddrugs is aangetroffen.
8. De omstandigheid dat een proces-verbaal, in dit geval de bestuurlijke rapportage, niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgemaakt brengt met zich mee dat aan het proces-verbaal minder bewijskracht toekomt. Verweerder heeft zicht terecht op het standpunt gesteld dat dit niet betekent dat aan dat proces-verbaal geen betekenis toekomt. Dat volgt ook uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken.Daarbij is van belang dat het proces-verbaal is opgesteld door een inspecteur van de politie, van wie niet is gebleken dat hij een belang heeft bij het onjuist vermelden van wat hij heeft waargenomen. Betwisting is op zichzelf onvoldoende om aan de juistheid van het proces-verbaal te twijfelen. Verzoekers hebben hun twijfels bij de bestuurlijke rapportage geheel niet onderbouwd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder dus van de inhoud van de bestuurlijke rapportage uit mogen gaan.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bevoegdheid van verweerder om de woning van verzoekers te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gegeven. Als uitgangspunt in vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter geldt dat bij een aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking.Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er in de woning aanzienlijk meer harddrugs aanwezig was dan 0,5 gram. Het is vervolgens aan verzoekers om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Verzoekers hebben dit niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop is de bevoegdheid tot het sluiten van de woning gegeven.
10. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
11. Verzoekers betwisten dat er een noodzaak bestaat om tot sluiting van de woning over te gaan. Volgens verzoekers had verweerder conform de Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent handhaving Opiumwet (Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops) een waarschuwing moeten geven, omdat het om een eerste overtreding gaat. Daarnaast stellen verzoekers dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat er een loop naar de woning is geweest en daarom is er ook geen noodzaak om de woning te sluiten. Omdat het gaat om een woning van een woningcorporatie en de woningcorporatie zelf tot sluiting van de woning zal overgaan, is er ook geen noodzaak om te sluiten.
12. Verweerder had niet eerst een waarschuwing hoeven geven. Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat bij een eerste overtreding in een woning niet tot sluiting dient te worden overgegaan, maar mag in ernstige gevallen daarvan worden afgeweken.Het aantreffen in een woning van een grote handelshoeveelheid harddrugs kan in redelijkheid als een ernstig geval worden gekwalificeerd. Verweerder mocht daarom, conform zijn beleid, de woning sluiten zonder eerst een waarschuwing te geven.
13. Op basis van de aangetroffen hoeveelheid harddrugs mag worden verondersteld dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting van de woning. De drukpers, de weegschaal, het verpakkingsmateriaal en het contante geld die zijn aangetroffen wijzen eveneens op handelsactiviteiten in of vanuit de woning.
14. Bij de beoordeling van de noodzaak om de woning te sluiten mag ook gewicht worden toegekend aan het doel van de sluiting van de woning. Met de sluiting wordt geprobeerd de bekendheid van een pand als drugspand weg te nemen en de zogenaamde ‘loop’ naar de woning weg te halen, zodat het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat hem niet is gebleken van een dergelijke ‘loop’ naar de woning, maar dat de woning in een kwetsbare wijk ligt en dat hij het daarom noodzakelijk vindt om de woning te sluiten. Verweerder bestempelt de wijk als kwetsbaar voor drugscriminaliteit, omdat er veel sociale huur is, meerdere hennepkwekerijen zijn aangetroffen en omdat er veel jonge gezinnen wonen. Om te voorkomen dat mensen op de woning afkomen en om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen, is verweerder tot sluiting van de woning overgegaan. Verweerder heeft met het sluiten van de woning het signaal aan de omgeving willen afgeven dat in de woning geen harddrugs meer te halen valt. Met de motivering van verweerder op zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat, hoewel er geen sprake is van loop naar de woning, verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom er wel sprake is van een noodzaak om de woning van verzoekers te sluiten.
15. Dat het gaat om een huurwoning maakt het voorgaande niet anders. Als de woningcorporatie overgaat tot uitzetting van de huurder, kan verweerder op grond van zijn beleid beslissen dat het niet meer noodzakelijk is om de woning te sluiten. Op de zitting heeft verweerder uitgelegd dat dit een uitvloeisel is van het Hennepconvenant, dat deze afspraak ziet op hennepplantages en dat bij harddrugs normaliter altijd tot sluiting wordt overgegaan. In de situatie van verzoekers is bovendien niet gebleken dat de woningcorporatie al overgaat tot uitzetting. Daarom heeft verweerder de sluiting van de woning noodzakelijk mogen achten.
16. Als sluiting van de woning noodzakelijk wordt geacht, neemt dit niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.
17. Verzoekers voeren aan dat de sluiting niet evenredig is, omdat zij geen betrokkenheid hebben bij de overtreding. [verzoeker 2] is geen huurder, maar medebewoner. Hem is niets bekend van de drugs in de woning, laat staan van de voorwerpen die verweerder aan drugs heeft gerelateerd. Verzoekers stellen dat de woningstichting de huurovereenkomst zal ontbinden en dat sluiting ook om die reden onevenredig is. De woningsluiting heeft grote gevolgen voor verzoekers. Op de zitting hebben verzoekers hun grond laten vallen dat [verzoeker 1] door de woningsluiting zijn werkzaamheden niet langer kan uitoefenen. Op de zitting is gehandhaafd dat [verzoeker 2] zijn werkzaamheden niet langer kan uitoefenen als de woning wordt gesloten. [verzoeker 2] heeft een eenmanszaak in het verlenen van zorg en onderwijs. Hij geeft online onderwijs vanuit de woning. Als hij drie maanden lang geen gebruik kan maken van de woning, wordt hij in zijn werkzaamheden belemmerd.
18. De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden is in overeenstemming met het beleid van verweerder. Dit betekent echter niet zonder meer dat verweerder terecht tot sluiting heeft besloten. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter moet verweerder alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling. Daarbij moet hij beoordelen of er bijzondere omstandigheden zijnals gevolg waarvan de sluiting onevenredig is in verhouding tot de belangen die de beleidsregel moeten dienen.
19. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de sluiting niet evenredig is. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter verzoekers niet hoeven volgen in hun standpunt dat hen geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, omdat zij niet op de hoogte waren of redelijkerwijs op de hoogte konden zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen harddrugs. De heer [verzoeker 2] is ook woonachtig in de woning. Van hem mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van wat er zich in de woning afspeelt. Gelet op de grote hoeveelheid drugs en de plekken in de woning waar de drugs is aangetroffen (in de bestuurlijke rapportage staat dat drugs opgeslagen lagen in de kledingkamer, in de keuken, naast de wasmachine, in een keukenkastje en in een inbouwkast in de slaapkamer) hadden verzoekers hier redelijkerwijs van op de hoogte kunnen zijn. Dat de verhuurder in de woningsluiting aanleiding kan zien om de huurovereenkomst voor de woning te ontbinden, is gezien de ernst van de aangetroffen situatie en het verwijt dat verzoekers kan worden gemaakt niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid die de sluiting onevenredig maakt.
20. Ook over de door verzoekers gestelde belangen heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat die niet dermate bijzonder zijn dat de sluiting onevenredig is. In de sluiting van de woning ligt besloten dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Het is niet gebleken dat verzoekers een bijzondere binding hebben met de woning. Verder is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat verzoekers door de sluiting van de woning hun werkzaamheden niet langer kunnen uitoefenen en dat zij dat niet elders kunnen doen.
21. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het primaire besluit naar verwachting in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.