Overwegingen
1. Eiseres was werkzaam als psycholoog/teamleider bij [bedrijf] (de werkgever) voor gemiddeld 33,79 uur per week. Na afloop van haar zwangerschaps- en bevallingsverlof is zij vanaf 17 augustus 2018 arbeidsongeschikt bevonden, maar niet door haar zwangerschap of bevalling. De werkgever is op 27 mei 2019 failliet verklaard en eiseres was tot 8 juli 2019 in dienst bij werkgever. Aan eiseres is bij besluit van 10 januari 2020 een ZW-uitkering toegekend met ingang van 8 juli 2019.
2. In het kader van de Eerstejaars ziektewet beoordeling (de Ezwb) heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Met het besluit van 20 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de ziektewetuitkering beëindigd met ingang van 21 januari 2020, omdat eiseres in staat werd geacht om met passende arbeid 65% van het loon te verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Er heeft in het kader van de COVID19-maatregelen een telefonisch medisch onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zag op basis van haar bevindingen reden om wijzingen aan te brengen in de Functionele mogelijkheden Lijst (FML). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft nieuwe theoretische functies geduid. De verdiencapaciteit is op basis van de nieuwe theoretische functies vastgesteld op 67,1% van het loon voordat zij ziek werd. Bij besluit van 19 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig was omdat zij niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gezien voor een lichamelijk onderzoek, zodat haar bekkenklachten niet goed konden worden beoordeeld. Ook stelt zij dat de medische beoordeling onjuist is. Er zijn onvoldoende beperkingen aangenomen. Door haar bekkenklachten kan zij niet kan lopen, traplopen, en is zij beperkt op tillen en dragen. Ook vindt zij dat haar psychische klachten zijn miskend. Tenslotte kan zij zich niet vinden in de arbeidskundige beoordeling. Zij stelt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten omdat die haar belastbaarheid overschrijden.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
De zorgvuldigheid van de beoordeling
6. Eiseres stelt in beroep dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is omdat hij eiseres voor het medisch onderzoek niet heeft gezien, maar alleen telefonisch met haar heeft gesproken. Zo heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich naar de mening van eiseres geen goed beeld kunnen vormen van de ernst van haar bekkenklachten. De conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen, aldus eiseres, daarom niet als motivering aan de beslissing op bezwaar ten grondslag worden gelegd.
7. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres aanvoert geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onzorgvuldig is. De primaire verzekeringsarts B.D. van Latenstein heeft, zo blijkt uit het rapport van 23 november 2019, de dossiergegevens bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 22 november 2019 gezien en medisch onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in de FML van 2 december 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep A. van den Broeke-Spieker heeft, zo blijkt uit haar rapport van 12 juni 2020, de dossiergegevens bestudeerd waaronder de informatie van de bedrijfsarts, zij heeft eiseres telefonisch gesproken op 12 juni 2020 en de beoordeling van de primaire verzekeringsarts Latenstein meegewogen. Ook vermeld zij dat Latenstein voor de fysieke belastbaarheid geen beperkingen heeft aangenomen en dat dit niet passend is. Zij neemt daarom alsnog zware beperkingen aan voor bekkenbelasting, namelijk voor duwen/trekken/tillen en dragen, klimmen op ladders, lopen op oneffen terrein, duurbelasting in lopen/staan/zitten /geknield en-of gehurkt actief zijn. Daarnaast hebben de beide verzekeringsartsen alle beschikbare informatie in hun beoordeling betrokken en hun beoordeling inzichtelijk gemotiveerd.
8. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuw fysiek medisch onderzoek heeft verricht, maar zich vanwege de bijzondere COVID19-maatregelen heeft beperkt tot een telefonisch consult, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat een verzekeringsarts in beginsel mag afgaan op zijn eigen oordeel. Nieuw medisch onderzoek is aangewezen in die gevallen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat de beschikbare informatie onvoldoende is om te kunnen komen tot een heroverweging. Vast staat dat de voorgeschiedenis van eiseres aan de verzekeringsartsen bekend is en dat onderkend is dat bij eiseres sprake is van ernstige bekkenklachten en dat daarom zware beperkingen zijn aangenomen. Uit wat eiseres in beroep inbrengt blijken ook geen aanknopingspunten die maken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had moeten concluderen dat zij over onvoldoende informatie beschikte. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat door het telefonische medische onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Het is vervelend dat eiseres zich in het contact met primaire verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gezien en erkend heeft gevoeld, maar dit maakt niet dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig was. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de psychische belastbaarheid van eiseres besproken in haar rapportage van 12 juni 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de aangenomen beperkingen voor frequente deadlines en productiepieken, werk met hoog handelingstempo, werk met emotionele problemen van anderen hanteren en conflicthantering, passend bij de verminderde stressbelastbaarheid van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gegevens van de bedrijfsarts van 27 mei 2019 vanwege de melding van de bekkenklachten als gevolg van de zwangerschap van eiseres, meegewogen voor de fysieke belastbaarheid, omdat zij meent dat de door eiseres geuite klachten daarbij passen. Zoals onder 8 al is besproken, zijn vanwege de bekkenklachten forse beperkingen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep constateert dat niet wordt voldaan aan de criteria voor een urenbeperking, omdat de diagnoses geen aanleiding geven voor een urenbeperking op grond van beschikbaarheid, preventieve of energetische gronden. Zij heeft haar bevindingen vastgelegd in de FML van 12 juni 2020.
10. Uit het rapport van 3 februari 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat zij in de door eiseres in beroep overgelegde informatie van de fysiotherapeut [fysiotherapeut] van 21 januari 2021 en de informatie van huisarts [huisarts] van 27 juli 2020 geen aanleiding ziet voor een ander standpunt. Zij licht toe dat uit de informatie van de fysiotherapeut blijkt sprake is van aspecifieke lage rugklachten die al zijn onderkend. De informatie van de fysiotherapeut ziet op de behandeling van 18 december 2020 en is van na de datum in geding van 21 januari 2020. Ook legt zij uit dat zij eiseres niet volgt in het standpunt dat beperkingen als gevolg van de maandelijkse menstruatie aan de orde zijn. Zij verwijst naar de informatie van de huisarts waaruit blijkt dat eiseres sinds haar bevalling niet meer menstrueert. Ook licht zij duidelijk toe waarom zij geen beperkingen aanneemt voor een doorgemaakte infectie en ander ongemak. De rechtbank kan dat volgen.
Dat eiseres het niet eens is met de beoordeling en dat zij meent dat zij beperkt is overeenkomstig de door haar opgestelde FML betekent niet dat de medische beoordeling niet juist is. Het is immers juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de verzekeringsarts bewaar en beroep informatie onjuist heeft beoordeeld. De rechtbank twijfelt niet aan de medische beoordeling zodat zij ook geen reden ziet voor het benoemen van een deskundige. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Tegen het arbeidskundige aspect van de schatting heeft eiseres geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat de aan de beoordeling ten grondslag gelegde FML niet juist is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep M. van Delft heeft, blijkens de rapportage van 16 juni 2020, eiseres in staat geacht de geduide functies te verrichten. Met de rapportages van de arbeidsdeskundigen, gelezen in samenhang met de verzekeringsgeneeskundige rapportages en de gegevens uit het Claim- Beoordelings en BorgingsSysteem (CBBS), is voldoende gemotiveerd dat de voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiser zoals omschreven in de FML van 12 juni 2020. Uitgaande van de juistheid van de door verweerder bij eiseres aangenomen beperkingen, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden behorende bij de aan haar voorgehouden functies niet zou kunnen verrichten. Verweerder heeft deze functies aan de schatting ten grondslag kunnen leggen.
12. Aan de hand van de middelste van de drie functies waarmee het hoogste inkomen kan worden verworven (het mediane loon), heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verdiencapaciteit van eiseres bepaald. Zij acht eiseres in staat meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op een ziektewetuitkering.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.