ECLI:NL:RBMNE:2021:2983

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4394
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die zich op 27 maart 2018 ziek had gemeld, ontving aanvankelijk een werkloosheidsuitkering. Het Uwv weigerde op 15 april 2020 de WIA-uitkering met de reden dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Na bezwaar werd dit besluit herzien en werd eiser per 2 maart 2020 46,62% arbeidsongeschikt verklaard, met toekenning van een WGA-uitkering. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvullende stukken indiende en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van eiser zorgvuldig beoordeeld. Eiser voerde aan dat de verzekeringsartsen geen informatie hadden opgevraagd bij zijn specialisten en dat zijn beperkingen ten gevolge van rugklachten waren onderschat. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat de aangenomen beperkingen adequaat waren.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiser per 24 maart 2020 voor 46,62% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: L. Belamkadem).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiser met ingang van 24 maart 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Bij besluit van 21 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij bepaald dat eiser met ingang van 2 maart 2020 46,62% arbeidsongeschikt is en hem per die datum een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Nadien heeft eiser bij brief van
10 mei 2021 aanvullende stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021 via Skype. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft daarvan na de zitting kennis genomen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft zich op 27 maart 2018 ziek gemeld. Hij ontving op dat moment een werkloosheidsuitkering. Per einde wachttijd, 24 maart 2020, heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft vervolgens de besluiten genomen die zijn genoemd onder Procesverloop.
2. In het bestreden besluit heeft het Uwv eiser met ingang van 2 maart 2020 een WGA-uitkering toegekend omdat hij 46,62% arbeidsongeschikt is. Aan dit besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
De beoordeling.
Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat de verzekeringsartsen geen informatie hebben opgevraagd bij zijn specialisten.
5. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsartsen hebben dossierstudie verricht en eiser onderzocht. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat deze arts kennis heeft genomen van de medische informatie van de behandelaars van eiser en van het medisch dossier. Op basis daarvan gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit van iemand die bekend is uit het verleden met psychische klachten, persoonlijkheidsproblematiek, leverfunctiestoornissen, mogelijk op basis van leververvetting, psoriasis met artropathie en jicht. Vanaf 2014 zijn er rugklachten, waarbij bij specialistisch onderzoek geen afwijkingen zijn gevonden. Eiser is bekend met 4 lendenwervels. Naast rugklachten zijn er ook linker heup/liesklachten en klachten in de linker knie. Aan de rechterkant worden geen klachten geuit. In 2015 vindt behandeling plaats aan ernstige varices van de benen. Vanwege pijnklachten in de gewrichten zou sprake zijn van slaapproblematiek. Eiser is in 2020 verwezen voor zijn linker heup naar de orthopeed, die een psoas tendinitis vaststelt, waarvoor verdere behandeling gaat plaatsvinden. Er is sprake van fors overgewicht. Volgens deze arts heeft eiser elke 14 dagen contact met de POH-GGZ en heeft hij fysiotherapie.
Van de zijde van eiser worden geen andere medische zaken genoemd die de verzekeringsartsen van het Uwv hadden moeten betrekken bij de beoordeling.
Medische beoordeling
6. Eiser voert aan dat zijn beperkingen ten gevolge van zijn rugklachten zijn onderschat, waardoor de medische beoordeling onjuist is. Met name op de items IV.10 buigen, IV.11 frequent buigen tijdens het werk, IV.13 duwen of trekken en IV.22 knielen of hurken. Nadien heeft eiser zijn gronden aangevuld en gesteld dat hij ook meer beperkt is ten aanzien van de items IV.6 werken met toetsenbord en muis, V.1 zitten, V.8 het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk, en VI.2-VI.3 urenbeperking.
Verder maakt hij van de gelegenheid gebruik er op te wijzen dat het in het beroepschrift genoemde item IV-13 duwen of trekken op een misverstand berust, nu eiser zich op dit item in zijn eigen commentaar immers eveneens niet beperkt heeft geacht. Bij het aanvullend beroepschrift is een functionele mogelijkhedenlijst (fml) gevoegd, waarop eiser zelf heeft aangegeven welke beperkingen hij aangewezen acht. Daarbij heeft hij in alle rubrieken meer beperkingen aangegeven.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft beperkingen aangenomen op het gebied van (1) persoonlijk functioneren, (2) sociaal functioneren, (3) fysieke omgevingseisen, (4) dynamische handelingen, (5) statische houdingen en (6) werktijden. Uit de hiervoor genoemde rapportage (pagina’s 8 en 9) van de bezwaarverzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat deze arts eiser meer beperkt acht dan de primaire arts heeft aangenomen. Hieronder volgt een opsomming van de items waar eiser beperkt voor wordt geacht.
Psychisch en sociaal functioneren.
8. Omdat er sprake is van een sombere depressieve stemming, piekeren, slaapproblematiek, gevoelens van minderwaarheid en eetproblematiek acht de arts eiser verminderd belastbaar voor stressvolle werkomstandigheden. De arts neemt in rubriek 1 beperkingen aan ten aanzien van werksituaties met veelvuldige storingen en onderbrekingen (I.9.6), alsmede voor werk met veelvuldige deadlines of productiepieken (I.9.7) en wordt eiser beperkt geacht voor het uitvoeren van meervoudige complexe taken (I.9.10). Ten aanzien van sociaal functioneren wordt eiser beperkt geacht voor het hanteren van conflicten (II.8) en wordt hij niet geschikt geacht voor werk met leidinggevende taken (II.12.5). Vanwege de pijnklachten aan de linker schouder, linker heup en de rug is een beperking aangenomen voor grove trillingsbelasting (III.8.1). Vanwege zijn psoriasis op de armen dient eiser geen knellende beschermingsmiddelen te dragen aan de armen (bijvoorbeeld lange handschoenen) (III.5). Vanwege zijn allergie voor latex en grassen en pollen wordt er een beperking aangenomen voor allergie (III.9.1).
Fysiek functioneren.
9. Ten aanzien van de fysieke belastbaarheid ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding eiser op tijdelijke basis beperkt te achten voor lopen tijdens het werk (IV.19), en licht te beperken voor klimmen (IV.21) vanwege de diagnose psoas tendinitis. De verwachting is dat deze niet ernstige aandoening doorgaans goed reageert op ontstekingsremmende medicatie. Voor het overige acht deze arts de eerder aangenomen beperkingen vanwege rugklachten, pijn in de bovenste en onderste extremiteit, met betrekking tot tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren en trappen lopen adequaat. Verder ziet deze arts geen aanleiding om beperkingen aan te nemen voor het werken met een toetsenbord en muis.
Ten aanzien van de statische houdingen zijn beperkingen aangenomen voor zitten en zitten tijdens het werk, alsmede voor staan en staan tijdens het werk. Ten aanzien van het zitten wordt een beperking in plaats van een lichte beperking aangenomen, zodat tegemoet wordt gekomen aan enerzijds afwisseling van houding tijdens het werk, maar ook te lange statische houding als gevolg van de veneuze problematiek van de benen van eiser.
Urenbeperking
10. Op grond van de standaard ‘Duurbelasting in arbeid’ zijn er geen argumenten voor een urenbeperking. Er is geen sprake van een energetische beperking die volgt uit de aard en de ernst van de aandoeningen waar eiser aan lijdt. Uit preventieve overwegingen is evenmin een urenbeperking aangewezen bij afwezigheid van ernstige psychopathologie met gevaar voor ernstige decompensatie. Eiser is verder niet verminderd beschikbaar voor werk
.Er is gelet op de slaapproblematiek wel aanleiding voor een beperking ten aanzien van het werken ’s nachts, teneinde het ritme niet te verstoren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn bevindingen neergelegd in de fml van 7 augustus 2020.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eisers klachten heeft onderschat. Deze arts heeft uitgebreid alle klachten van eiser beoordeeld en vertaald naar een belastbaarheid voor arbeid die daarbij past. Dat eiser zelf een andere beleving heeft en zelf een andere keuze maakt brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De stelling van eiser wordt niet gedragen door een medicus die verklaart dat de aangenomen beperkingen onjuist of onvolledig zijn.
Arbeidskundige beoordeling
12. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiser geen beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat hij de functies om medische redenen niet kan verrichten.
13. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 september 2020 drie functies (en een reservefunctie) geselecteerd die eiser, ondanks de beperkingen die voor hem in de fml zijn opgenomen, nog kan verrichten. Op basis van wat eiser in deze functies zou kunnen verdienen, moet hij voor 46,62% arbeidsongeschikt worden beschouwd.
14. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiser, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep die heeft vastgesteld, juist zijn. Zolang de geselecteerde functies hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de geduide functies, de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Conclusie
15. Het Uwv is naar het oordeel van de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat eiser per 24 maart 2020 voor 46,62% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.