ECLI:NL:RBMNE:2021:3053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/472
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer na vermoeden van rijongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 14 december 2020, waarin zijn bezwaar tegen een eerder besluit van 21 september 2020 ongegrond was verklaard. In het primaire besluit was aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) opgelegd, omdat er een vermoeden van rijongeschiktheid bestond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op basis van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, terecht heeft geconcludeerd dat eiser de EMG moest volgen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser, zoals beschreven in het proces-verbaal van de politie, voldoende waren om het vermoeden van rijongeschiktheid te onderbouwen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die twijfel zouden kunnen zaaien over de juistheid van het proces-verbaal. De rechtbank benadrukte dat in het bestuursrecht een vermoeden van rijongeschiktheid voldoende is voor de oplegging van een EMG, wat een andere maatstaf is dan in het strafrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg, en verweerder hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/472
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. Kleybeuker).

Procesverloop

In het besluit van 21 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (hierna: EMG) opgelegd.
In het besluit van 14 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft op grond van de mededeling van de politie op basis van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, terecht besloten dat eiser de EMG moet volgen, omdat er een vermoeden van rijongeschiktheid bestaat. De politie heeft de gedragingen van eiser concreet beschreven in het proces-verbaal. De agent die het proces-verbaal heeft geschreven heeft duidelijk verwoord dat eiser fors boven de 50 kilometer per uur reed en dat hij zich niet aanpaste aan de rest van het verkeer en daarmee risicovol verdrag vertoonde. De agent zag daarop aanleiding om achter eiser aan te gaan. Verweerder heeft terecht overwogen dat dit aangemerkt kan worden als een gedraging zoals genoemd in bijlage A, onderdeel III, Rijgedrag, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling). Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die twijfel geven over de juistheid van dat proces-verbaal en de daarin beschreven gedragingen. Dat eiser het mogelijk anders heeft ervaren is daarvoor op zichzelf onvoldoende.
3. In het bestuursrecht is een vermoeden van rijongeschiktheid voldoende voor oplegging van een EMG; dat is een andere maatstaf dan in het strafrecht voor bewijs geldt. De lat van dat vermoeden is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank gehaald. Verweerder heeft terecht overwogen dat hij in zo’n geval een EMG moet opleggen, omdat artikel 14, eerste lid, sub a, van de Regeling een dwingend karakter heeft.
4. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2021 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
- de griffier is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen -

griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.