In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder, eiser, en de coöperatie FrieslandCampina U.A. Eiser, die lid is van FrieslandCampina, heeft een vordering ingesteld om zijn individueel vergelijkingsvolume voor melkproductie te verhogen. Eiser stelt dat FrieslandCampina bij de vaststelling van dit volume onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedeeltelijke overname van het bedrijf van een voorganger, de heer A. Eiser heeft in 2017 twee percelen landbouwgrond en referentiefosfaat overgenomen van A, en stelt dat dit moet worden meegenomen in de berekening van zijn vergelijkingsvolume.
De rechtbank heeft vastgesteld dat FrieslandCampina een regeling hanteert, de regeling Gebalanceerde Groei, waarbij jaarlijks een maximum volume voor de totale melkproductie wordt vastgesteld. Eiser heeft aangevoerd dat zijn vergelijkingsvolume te laag is vastgesteld en dat FrieslandCampina de gegevens van A had moeten optellen bij zijn eigen gegevens. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat FrieslandCampina de juiste berekeningsmethode heeft toegepast en dat de vaststelling van het vergelijkingsvolume niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank concludeert dat de regeling die FrieslandCampina hanteert, in overeenstemming is met de eisen van redelijkheid en billijkheid, en dat de belangen van eiser voldoende zijn gewaarborgd door de toepassing van de regeling. Eiser kan zijn extra fosfaatrechten niet volledig benutten, maar dit is het gevolg van de regels die voor alle leden van de coöperatie gelden. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.