ECLI:NL:RBMNE:2021:319

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
8591560 / MC EXPL 20-4028
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake non-conformiteit van geleverde stalen pui en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres sub 1 c.s. en gedaagde B.V. over een koop-aanneemovereenkomst betreffende de levering en plaatsing van een stalen buitenpui. Eiseres sub 1 c.s. heeft gesteld dat de geleverde pui non-conform is, omdat deze niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. De pui is in 2017 geleverd en geplaatst door gedaagde, maar in januari 2018 ontdekte eiseres sub 1 c.s. vochtproblemen aan de onderkant van de pui. Na een expertise-onderzoek door een deskundige werd vastgesteld dat de pui niet voldeed aan de isolatie-eisen, wat leidde tot condensvorming. Eiseres sub 1 c.s. heeft gedaagde in gebreke gesteld en verzocht om vervangende schadevergoeding. Gedaagde heeft betwist dat de pui non-conform is en heeft aangevoerd dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn, wat de aansprakelijkheid zou beperken. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Metaalunievoorwaarden niet van toepassing zijn, omdat deze niet ter hand zijn gesteld aan eiseres sub 1 c.s. Daarnaast heeft de rechter vastgesteld dat eiseres sub 1 c.s. tijdig heeft geklaagd over de non-conformiteit van de pui. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en heeft eiseres sub 1 c.s. in het gelijk gesteld. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 9.329,54, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 3 februari 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 8591560 / MC EXPL 20-4028 van

1.[eiseres sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,2. [eiser sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,eiseressen in conventie,verweersters in reconventie, hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,

tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. P.A. Visser.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juni 2020
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • het tussenvonnis van 23 september 2020
  • de aanvullende stukken d.d. 31 december 2020 van [gedaagde]
  • de zittingsaantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. heeft met [gedaagde] een overeenkomst gesloten met betrekking tot het leveren en het plaatsen van een stalen buitenpui (hierna: de pui).
2.2.
[gedaagde] heeft hieromtrent een offerte van 15 april 2017 opgemaakt. In deze offerte staat – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
De pui uitgevoerd in niet geïsoleerde stalen HOP- en T-profielen, hoeklijnen, hang- en sluitwerk en een driepuntsluiting (excl. cilinder).
(…)
Indicatieve prijs van de bovengenoemde pui, incl. montage € 4.750,00 exclusief BTW.
Indicatieve prijs van het glas, incl. montage € 2.250,00 exclusief BTW.
Prijs technisch tekenwerk € 275,00 exclusief BTW.
(…)
Op onze leveringen zijn de Metaalunie leveringsvoorwaarden van toepassing.”
2.3.
Eind 2017 heeft [gedaagde] de pui geleverd en geplaatst.
2.4.
In januari 2018 ontdekt [eiseres sub 1] c.s. dat alle stalen randen van de pui nat waren. Op vrijdag 19 januari 2018 stuurt [eiseres sub 1] c.s. aan [gedaagde] een e-mail met daarin – onder meer – vermeld:
“(…)
Wij hebben toen ook het vocht/water besproken wat constant aan de onderkant van de pui zit en die ook al heeft gezorgd dat onze vloer wat kromming heeft gekregen tegen de pui aan.
(…)
Kun je ons laten weten wat jullie ervaring is met dit issue en hoe dit verholpen zou kunnen worden?
(…)”
2.5.
Op verzoek van [eiseres sub 1] c.s. is op 30 november 2018 een expertise-onderzoek uitgevoerd door een deskundige van [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ). [onderneming 1] heeft op 11 december 2018 een rapport opgesteld met betrekking tot de pui. In dit rapport is – onder meer – het volgende vermeld:
“(…)
De condensproblemen op de binnenzijde van de kozijn- en deurprofielen worden veroorzaakt doordat ongeïsoleerde kozijn- en deurprofielen zijn toegepast. Hierdoor is de koudegeleiding hoog en kan bij een lage buitentemperatuur en verhoging van de relatieve vochtigheid van de binnenlucht aan de binnenzijde op de profielen condensatie ontstaan
(…)
Voor het stalen kozijn met deuren in de achtergevel van de nieuwe uitbouw geldt een maximale (gemiddelde) U-waarde van 1,65.m2 K1. Omdat niet thermisch onderbroken stalen kozijnprofielen zijn toegepast, kan niet aan voornoemde eis worden voldaan. De U-waarde van het toegepaste kozijn met HR+ glas bedraagt circa 3,3 W.m2K1.
(…)
Om te kunnen voldoen aan de minimale Bouwbesluiteisen moet het stalen kozijn worden vervangen door een stalen kozijn met geïsoleerde profielen.(…)”
2.6.
Op 20 februari 2019 schrijft de gemachtigde van [eiseres sub 1] c.s. aan [gedaagde] – onder meer – het volgende:
“(…)
Uit het door de expert opgestelde rapport blijkt dat de stalen pui niet beantwoordt aan de overeenkomst, aangezien de stalen pui niet de eigenschappen bezit die de familie [achternaam eiser sub 2] ervan mocht verwachten.
(…)
De familie [achternaam eiser sub 2] heeft tot op heden de betaling van een bedrag van € 1.932,32 opgeschort omdat uw bedrijf niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
(…)
Namens de familie [achternaam eiser sub 2] verzoek ik uw bedrijf dan ook om:
1.
Binnen 14 dagen na heden schriftelijk te bevestigen dat uw bedrijf over zal gaan tot vervanging van de stalen pui en wanneer de familie [achternaam eiser sub 2] dit kan verwachten;
2.
Binnen 30 dagen na heden de stalen pui te vervangen;
3.
Binnen 14 dagen na heden het bedrag van € 1.657,50 te betalen (…)”.
2.7.
Per brief van 17 juni 2019 wordt door [gedaagde] betwist dat sprake is van non-conformiteit.
2.8.
Op 28 augustus 2019 wordt een contra-expertise verricht door dhr. [A] van het [onderneming 2] . [gedaagde] heeft dit rapport niet overgelegd.
2.9.
Op 7 november 2019 stuurt dhr. [A] aan Roorda-Visser de volgende e-mail (waarvan de eerste geciteerde twee regels door de gemachtigde van [gedaagde] zwart zijn gemaakt, maar wel leesbaar zijn gebleven):
“(…) De opmerkingen veranderen het standpunt niet. Met betrekking tot het eerste punt staat de onderbouwing in de rapportage, of het vaker gebeurd is niet relevant. Met betrekking tot het tweede punt: De bewoner is klant en heeft niet bewust afgeweken van de regelgeving, men is leek op dit gebied en mag verwachten dat de verkopende partij hiervan wel op de hoogte is. De bewoner gaf bij de opname aan niet verwacht te hebben dat een ongeïsoleerde pui deze condens-consequentie zou hebben (alleen dat het wat kouder zou zijn in de buurt van de pui). Hierin had [gedaagde] dus ook kunnen waarschuwen en desnoods een afstandsverklaring kunnen laten tekenen door de bewoner zodat de lage isolatiewaarde niet hun verantwoordelijkheid zou zijn, dan zou de bewoner ook op de hoogte zijn van het risico. (…)”
2.10.
[eiseres sub 1] c.s. heeft haar vordering tot nakoming per brief van 25 februari 2020 omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres sub 1] c.s. vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad samengevat -:
Primair:
veroordeling van [gedaagde] tot betaling tegen kwijting van € 16.038,02 (bestaande uit € 15.111,91 aan hoofdsom en € 926,11 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.111,91 vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
Subsidiair:
ontbinding van de koopovereenkomst en [gedaagde] te veroordelen tot betaling tegen kwijting van € 9.003,04 (bestaande uit € 8.338,94 aan hoofdsom en € 664,10 aan buitengerechtelijke incassokosten);
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
Meer subsidiair:
nakoming van de overeenkomst op straffe van een in goede justitie te bepalen dwangsom;
veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
Aan haar primaire vordering legt [eiseres sub 1] c.s. het volgende ten grondslag. De pui is non-conform. Uit het rapport van [onderneming 1] blijkt immers dat de pui niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en daardoor niet geschikt is als buitenpui. [gedaagde] is dan ook toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst. [eiseres sub 1] c.s. heeft haar vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding en vordert dan ook vergoeding van haar schade. Deze schade wordt begroot op € 15.111,91, zijnde een bedrag van € 14.487,33 voor een conforme pui, € 899,25 voor herstel van het stucwerk en € 1.657,70 voor het inschakelen van [onderneming 1] minus een bedrag van € 1.932,37 wegens opschorting van betaling van een deel van de factuur. Subsidiair vordert [eiseres sub 1] c.s. op grond van de non-conformiteit ontbinding van de koopovereenkomst en vergoeding van de gevolgschade. Indien de rechtbank van oordeel is dat de omzetting in vervangende schadevergoeding geen stand kan houden en de overeenkomst niet ontbonden kan worden, verzoekt [eiseres sub 1] c.s. nakoming van de overeenkomst door vervanging van de buitenpui en de vergoeding van de gevolgschade.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. [gedaagde] voert aan dat [eiseres sub 1] c.s. exact geleverd heeft gekregen wat zij heeft besteld. [gedaagde] betwist dan ook dat de pui non-conform is. Daarnaast rust een zorgplicht ter zake het Bouwbesluit op zowel de hoofdaannemer als op de onderaannemer. [gedaagde] is slechts leverancier.
Bovendien zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing op de onderhavige overeenkomst. Dit betekent dat er een contractuele beperking van de aansprakelijkheid is. De schade is daardoor beperkt tot 15% van de opdrachtsom van het betreffende onderdeel. Ingevolge artikel 15 van de Metaalunievoorwaarden is er sprake van een klachttermijn van 14 dagen nadat opdrachtgever het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken. De klachttermijn is gaan lopen op het moment van oplevering. De klachtplicht is, ook als de Metaalunievoorwaarden niet van toepassing zijn, geschonden. [eiseres sub 1] c.s. heeft immers pa na enkele maanden geklaagd. [gedaagde] heeft aan [eiseres sub 1] c.s. aangegeven dat een geïsoleerde pui kon worden geleverd, maar dat deze aanzienlijk duurder is. [eiseres sub 1] c.s. is gewezen op de consequenties van een ongeïsoleerde pui. [eiseres sub 1] c.s. heeft desondanks toch gekozen voor deze ongeïsoleerde pui. Door [gedaagde] is een contra-expertise verricht, waaruit condensvorming bleek. Echter, de ingeschakelde deskundige dhr. [A] , heeft gesproken met [eiseres sub 1] c.s.. [eiseres sub 1] c.s. gaf toen aan dat hij niet had verwacht dat een ongeïsoleerde pui deze omvang aan condens zou hebben. Hieruit blijkt dat [eiseres sub 1] c.s. er bewust van was dat hij een ongeïsoleerde pui kocht en veronderstelde dat de condensvorming mee zou vallen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [eiseres sub 1] c.s. tot betaling van € 2.125,37 (bestaande uit € 1.932,37 aan hoofdsom en € 193,00 aan buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019 en veroordeling van [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten en deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
Aan haar vordering legt [gedaagde] het volgende ten grondslag. [eiseres sub 1] c.s. is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverplichting. [eiseres sub 1] c.s. heeft een bedrag ter hoogte van € 1.932,37 immers niet betaald.
3.7.
[eiseres sub 1] c.s. voert – kort samengevat – het volgende verweer. [eiseres sub 1] c.s. voert aan dat de pui non-conform is, omdat uit het onderzoek van [onderneming 1] is gebleken dat de pui niet geschikt is als buitenpui. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door deze pui aan [eiseres sub 1] c.s. te leveren. [gedaagde] heeft [eiseres sub 1] c.s. onjuist voorgelicht over de eigenschappen van de pui. Dat [gedaagde] zou hebben gewezen op de beperkte isolerende eigenschappen van de pui wordt door [eiseres sub 1] c.s. betwist. [eiseres sub 1] c.s. heeft een gegrond beroep gedaan op opschorting en verrekening.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang van de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen zij gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de door [gedaagde] geleverde en geplaatste pui in overeenstemming is met hetgeen [eiseres sub 1] c.s. op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst mocht verwachten en of, indien dit niet in overeenstemming is, [gedaagde] aan [eiseres sub 1] c.s. vervangende schadevergoeding dient te betalen. De kantonrechter zal eerst de vraag beantwoorden in hoeverre de Metaalunievoorwaarden, waarop [gedaagde] zich beroept, van toepassing zijn, vervolgens in hoeverre door [eiseres sub 1] c.s. tijdig is geklaagd en tot slot in hoeverre de pui al dan niet voldoet aan de eigenschappen die [eiseres sub 1] mocht verwachten.
Metaalunievoorwaarden
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst. [eiseres sub 1] c.s. heeft gesteld dat de Metaalunievoorwaarden niet aan haar ter hand zijn gesteld, waardoor deze voorwaarden vernietigbaar zijn.
4.4.
Of de Metaalunievoorwaarden al of niet ter hand zijn gesteld, staat aan de toepasselijkheid ervan niet in de weg. Terhandstelling is wel van belang voor de vraag of een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is. Op grond van artikel 6:233 BW is een beding in algemene voorwaarden onder meer vernietigbaar indien de gebruiker de wederpartij niet de redelijke mogelijkheid heeft gegeven om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. In artikel 6:234 BW is deze informatieplicht nader uitgewerkt. Daarbij geldt als hoofdregel dat de gebruiker de voorwaarden ter hand moet stellen. Enkel in de situatie dat terhandstelling redelijkerwijs niet mogelijk is, kan een gebruiker van algemene voorwaarden vóór de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij bekend maken dat de algemene voorwaarden ter inzage liggen alsmede dat zij op verzoek zullen worden toegezonden.
4.5.
[eiseres sub 1] c.s. stelt de Metaalunievoorwaarden niet te hebben ontvangen. Op grond van de stellingen van [gedaagde] kan niet worden aangenomen dat de Metaalunievoorwaarden voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst aan [eiseres sub 1] c.s. ter hand zijn gesteld. Niet relevant is in dit verband dat op de offerte staat vermeld dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn. Het enkele feit dat deze Metaalunievoorwaarden volgens de gemachtigde van [gedaagde] op gemakkelijke wijze te vinden zijn op internet maakt bovenstaande niet anders. Nu niet is gebleken dat deze terhandstelling heeft plaatsgevonden noch dat terhandstelling redelijkerwijs niet mogelijk is, zijn de Metaalunievoorwaarden vernietigbaar en gaat het beroep van [gedaagde] op deze Metaalunievoorwaarden niet op.
Klachtplicht
4.6.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres sub 1] c.s. te laat zou hebben geklaagd, slaagt evnmin. Uit de tussen partijen gevoerde correspondentie blijkt immers dat [eiseres sub 1] c.s., nadat de pui in december 2017 door [gedaagde] is geplaatst, op 19 januari 2018 al bij [gedaagde] klaagt over vochtproblemen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. binnen bekwame tijd na het ontdekken van de condensvorming hierover bij [gedaagde] heeft geklaagd.
Non-conformiteit
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de pui non-conform is, omdat de pui niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, zodat [gedaagde] verplicht is tot vergoeding van de (vervangende) schade van [eiseres sub 1] c.s.. Dat is om de volgende redenen. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over die zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 lid 1 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de conformiteitseis van artikel 7:17 BW mee dat [eiseres sub 1] c.s. ervan uit mag gaan, behoudens andersluidende afspraken, dat de verbouwing van de woning geschiedt met inachtneming van de op dat moment geldende voorschriften, ook als die voorschriften niet direct betrekking hebben op de gebruiksbepalende eigenschappen of veiligheidsaspecten van de woning (vlg. HR 25-02-2005, LJN AR5383).
4.8.
Uit het door [onderneming 1] opgestelde rapport blijkt dat de U-waarde van het toegepaste kozijn de maximale U-waarde overschrijdt en dat, om te kunnen voldoen aan de minimale Bouwbesluiteisen het stalen kozijn moet worden vervangen door een stalen kozijn met geïsoleerde profielen. [gedaagde] heeft eerst ter mondelinge behandeling aangevoerd dat het Bouwbesluit niet van toepassing is, omdat de woning van [eiseres sub 1] c.s. bestaande bouw is. De kantonrechter zal dit verweer van [gedaagde] als onvoldoende onderbouwd passeren. [gedaagde] heeft immers niets in het geding gebracht waaruit volgt dat het Bouwbesluit in dit geval niet van toepassing is. Dit had wel op haar weg gelegen.
4.9.
[eiseres sub 1] c.s. heeft naar het oordeel van de kantonrechter daarentegen met het in het geding gebrachte rapport van [onderneming 1] haar stelling dat de door [gedaagde] geleverde en geplaatste pui non-conform is voldoende onderbouwd. Uit dit rapport volgt immers dat de U-waarde van het toegepaste kozijn de maximale U-waarde zoals bepaald in het Bouwbesluit overschrijdt. Hoewel [gedaagde] betwist dat sprake is van non-conformiteit, heeft zij ook dit rapport van [onderneming 1] onvoldoende onderbouwd bestreden. Zo heeft zij weliswaar op 28 augustus een contra-expertise laten verrichten door [onderneming 2] , maar dit rapport heeft zij niet in het geding gebracht. Bovendien versterkt de inhoud van de door [gedaagde] in het geding gebrachte e-mail van [A] , verbonden aan het [onderneming 2] , de juistheid van de bevindingen van het door [onderneming 1] opgestelde rapport. Het enkele feit dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] een ongeïsoleerde pui zou leveren, brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet met zich dat [eiseres sub 1] c.s. niet mocht verwachten dat daardoor niet zou worden voldaan aan de op dat moment geldende voorschriften. Bovendien had [gedaagde] als professionele partij aan [eiseres sub 1] c.s. moeten mededelen wat de consequenties waren van het plaatsen van een ongeïsoleerde pui en bovendien moeten waarschuwen dat de pui niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. [gedaagde] heeft – gelet op de betwisting van [eiseres sub 1] c.s. – onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat zij dit heeft gedaan.
4.10.
Het verweer van [gedaagde] dat zij als leverancier geen zorgplicht heeft met betrekking tot het Bouwbesluit, maar dat deze zorgplicht rust op de aannemer en de onderaannemer slaagt evenmin. De kantonrechter kwalificeert de tussen partijen gesloten overeenkomst als een gemengde overeenkomst, zijnde een koopovereenkomst en een aanneemovereenkomst. Van een rechtsverhouding tussen de aannemer die de uitbouw verder heeft gerealiseerd en [gedaagde] is echter geen sprake. [eiseres sub 1] c.s. heeft immers de pui bij [gedaagde] gekocht en [gedaagde] heeft deze pui vervolgens geleverd en geplaatst. Op [gedaagde] rust dan ook de verplichting om ervoor te zorgen dat de door haar geleverde en geplaatste pui voldoet aan de daaraan gestelde vereisten, waaronder de eisen voortvloeiend uit het Bouwbesluit.
Verzuim
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres sub 1] c.s. [gedaagde] per brief van 20 februari 2019 deugdelijk in gebreke heeft gesteld. [gedaagde] is vervolgens niet overgegaan tot vervanging van het pui waardoor zij in verzuim is geraakt.
Vervangende schadevergoeding
4.12.
Nu vast is komen te staan dat de door [gedaagde] geleverde pui non-conform is en [gedaagde] in verzuim is geraakt, mocht [eiseres sub 1] c.s. haar vordering tot nakoming omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Dit heeft [eiseres sub 1] c.s. per brief van 25 februari 2020 gedaan.
4.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. het nadeel dat zij in haar vermogen lijdt als gevolg van de non-conforme pui vergoed dient te krijgen. De herstelkosten zijn door [onderneming 1] begroot op een bedrag van € 11.232,00. [eiseres sub 1] c.s. heeft gesteld dat daarin nog geen kosten zijn opgenomen met betrekking tot algemene kosten, winst en risico, werkbegeleiding en voorbereidende- en nazorgwerkzaamheden. De hoogte van de schade is volgens [eiseres sub 1] c.s. dan ook een bedrag van € 15.111,91. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.14.
Uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Dit uitgangspunt brengt met zich, dat [eiseres sub 1] c.s. geen aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten van het plaatsen van een geïsoleerde pui, omdat zij daarmee niet alleen zou worden gecompenseerd, maar bovendien beter af zou zijn. Partijen zijn immers slechts overeengekomen dat [gedaagde] een ongeïsoleerde pui zou leveren en plaatsen. Door [gedaagde] is onweersproken aangevoerd dat een geïsoleerde pui aanzienlijk duurder is dan een ongeïsoleerde pui en volgt ook uit de begroting van [onderneming 1] .
4.15.
Voorgaande betekent dat de vordering van [eiseres sub 1] c.s. tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15.111,91 zal worden afgewezen. [gedaagde] dient het door [eiseres sub 1] c.s. aan haar betaalde bedrag volledig terug te betalen. Daarmee wordt [eiseres sub 1] c.s. immers in de toestand gebracht waarin zij zou verkeren indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Nu niet gesteld noch gebleken is dat dit door [eiseres sub 1] c.s. aan [gedaagde] betaalde bedrag afwijkt van hetgeen is vermeld op de offerte van 15 april 2017 gaat de kantonrechter uit van de juistheid daarvan. Dit betekent dat de vordering tot een bedrag van € 6.870,43 zal worden toegewezen (€ 8.802,75 - zijnde het op de offerte vermelde bedrag van € 7.275,00 exclusief 21% BTW - minus het door [eiseres sub 1] c.s. opgeschorte bedrag ter hoogte van € 1.932,32).
4.16.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is er geen grondslag voor de vordering in reconventie die strekt tot betaling van het resterende factuurbedrag zodat deze vordering zal worden afgewezen.
4.17.
[eiseres sub 1] c.s. vordert vergoeding van de gemaakte kosten ter hoogte van € 1.657,70 met betrekking tot het rapport van [onderneming 1] . Voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW, is vereist dat het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en dat de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn (HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50). Naar het oordeel van de kantonrechter is het redelijk geweest dat [eiseres sub 1] c.s. [onderneming 1] heeft ingeschakeld om de pui beoordelen. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd. Derhalve zijn de door [eiseres sub 1] c.s. gemaakte kosten van [onderneming 1] niet onnodig gemaakt. Bovendien is de redelijkheid van de hoogte van deze kosten door [gedaagde] niet betwist. De kantonrechter ziet geen reden om te oordelen dat de hoogte van deze kosten niet redelijk is. De vordering van [eiseres sub 1] c.s. om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.657,70 zal dan ook worden toegewezen.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente zal, als onbetwist en op de wet gegrond, worden toegewezen over € 8.528,13 (€ 6.870,43 + € 1.657,70), vanaf 12 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.19.
[eiseres sub 1] c.s. maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres sub 1] c.s. heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. Nu dat het gevolg is van een niet voorzienbare omstandigheid, zal de kantonrechter de vergoeding niet afwijzen, maar de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten is daarom toewijsbaar met dien verstande dat deze, gelet op de toewijsbare hoofdsom, zal worden toegewezen tot een bedrag van € 801,41.
4.20.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 106,47
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde
€ 933,00(3 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.538,47
4.21.
De door [eiseres sub 1] c.s. gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen als volgt worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres sub 1] c.s. te betalen tegen bewijs van kwijting een bedrag van € 9.329,54 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 8.528,13 vanaf 12 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening;
in reconventie
5.2.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
in conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s., tot op heden begroot op € 1.538,47, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
begroot de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. op € 120,00 aan salaris gemachtigde indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres sub 1] c.s. volledig aan dit vonnis heeft voldaan, te vermeerderen, indien na aanschrijving betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2021.