ECLI:NL:RBMNE:2021:325

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20 /1213
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toekenning Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiseres op 13 mei 2019 een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een Wajong-uitkering, omdat zij op haar 18e verjaardag in aanmerking wilde komen voor deze uitkering. Het Uwv heeft de aanvraag op 28 juni 2019 afgewezen, omdat eiseres niet was verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts. Na bezwaar en een hoorzitting heeft het Uwv op 4 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat eiseres op medische gronden op haar 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had, maar dat er verschil van mening bestaat over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen. Het Uwv stelt dat eiseres in de toekomst wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen, terwijl eiseres dit betwist en meent dat de beoordeling niet voldoet aan de vereisten van de rechtspraak.

De rechtbank heeft het beoordelingskader uiteengezet, waarbij is aangegeven dat er strenge criteria gelden voor de inschatting van de ontwikkeling van arbeidsvermogen. De rechtbank concludeert dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres op haar 18e verjaardag niet duurzaam is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen als de behandelingen niet tot verbetering leiden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder

Inleiding

Eiseres heeft op 13 mei 2019 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij het Uwv ingediend omdat zij in aanmerking wil komen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Op [datum] is eiseres achttien jaar geworden.
Bij besluit van 28 juni 2019 heeft het Uwv de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres is tot twee keer toe niet verschenen op het spreekuur van de verzekeringsarts en daarom kan het Uwv geen beslissing nemen op de aanvraag.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Vervolgens is eiseres opgeroepen om op 2 oktober 2019 te verschijnen op het spreekuur van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft van het medisch onderzoek een rapport opgesteld.
Bij brief van 4 november 2019 heeft het Uwv eiseres meegedeeld dat hij het voornemen heeft het besluit van 28 juni 2019 te wijzigen in die zin dat eiseres op haar 18e verjaardag geen recht heeft op een Wajong uitkering. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Eiseres is gehoord op een hoorzitting. Er heeft een aanvullend medisch en arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden.
Bij besluit van 4 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 21 augustus 2020 heeft de rechtbank partijen uitgenodigd te verschijnen op een zitting op 21 oktober 2020.
Op 15 oktober 2020 heeft gemachtigde van eiseres de rechtbank bericht dat zij en eiseres niet zullen verschijnen op de zitting en dat zij geen bezwaar heeft als de rechtbank uitspraak doet op basis van de stukken. Het Uwv heeft op 19 oktober 2020 telefonisch ingestemd met het afzien van een mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft het onderzoek op 20 oktober 2020 gesloten.

Waar gaat het in deze zaak over?

1. Het gaat hier om de weigering aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat volgens het Uwv eiseres in de toekomst wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen.

Standpunten partijen

2. Partijen zijn het erover eens dat eiseres op medische gronden op haar 18e verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, maar verschillen van mening over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen.
3. Het Uwv stelt dat het arbeidsvermogen van eiseres zich nog wel kan ontwikkelen en dat daarom terecht geen Wajong-uitkering is toegekend. Hij baseert zich daarvoor op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Uit het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat eiseres op het beoordelingsmoment geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, maar die kan zij wel ontwikkelen.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en vindt dat zij wel recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiseres stelt dat de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen niet voldoet aan het criterium zoals in de rechtspraak is gesteld: inschatting van de ontwikkeling van haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van feiten en omstandigheden die bij eiseres aan de orde zijn. Eiseres licht toe dat zij licht verstandelijk gehandicapt is en dat dit vastgesteld is door psychodiagnostisch onderzoek. Zij betwist de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij zodanige medische behandelingen in de toekomst kan ondergaan dat daarmee de medische klachten zodanig zouden kunnen worden opgeheven dat zij daardoor arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. Ook is niet gemotiveerd onderbouwd dat zij met haar psychische klachten en verstandelijke beperking met succes cognitieve gedragstherapie kan volgen. Behandelprotocollen voor deze therapie zijn niet ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking. De behandeling bij Altrecht is nog niet eens gestart, ze staat al maanden op de wachtlijst, daardoor is een diagnose en een behandelplan met behandeldoelen nog niet bekend. Daardoor is ook niet duidelijk of de behandeldoelen gericht zullen zijn op het ontwikkelen van arbeidsvermogen.

Hoe toetst de rechtbank (het beoordelingskader)?

5. Op grond van de artikelen 1a:1 en 1a:2 van de Wajong kan alleen een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene ‘als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft’.
Artikel 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt dat een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In artikel 1a:1, onder 4, van de Wajong is vastgelegd dat onder ‘duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben’ de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.

Beoordeling

6. De rechtbank stelt voorop dat het mogelijk is om iemand niet duurzaam arbeidsongeschikt te achten op grond van verwachtingen over de ontwikkeling van zijn situatie in de toekomst. Hiervoor is dan wel vereist dat de motivering van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen aan bepaalde eisen voldoet. De Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste rechter in Wajong-zaken, hanteert hiervoor strenge criteria. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe het arbeidsvermogen zich bij eiseres kan ontwikkelen. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres op haar 18e jaar aan de orde zijn. In het geval de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres. Uit de rapporten moet volgen wat de behandeling inhoudt en hoe en op welke wijze het arbeidsvermogen van eiseres zich door die behandeling kan ontwikkelen. [1]
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en concreet gemotiveerd hoe zij tot haar standpunt komt dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres niet duurzaam is. In haar rapport van 24 februari 2020 licht zij toe dat er behandelmogelijkheden voor eiseres zijn en ook dat eiseres leerbaar is. Zij vindt dat verminderde intelligente vermogens geen beletsel zijn voor eiseres om in het geheel geen nieuwe zaken aan te kunnen leren. Zij weegt daarbij ook mee dat zij vindt dat eiseres ten aanzien van haar mentale problematiek tot dan toe adequate behandeling en vooral ook (professionele) begeleiding heeft gemist. Juist gezien de combinatie met de verminderde verstandelijke vermogens vindt zij dat eiseres aangewezen is op een behandeling van de psychische problematiek en begeleiding bij MEE. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwacht in de toekomst verbetering van de medische situatie: de angst kan reduceren, het zelfbeeld en zelfvertrouwen kunnen verbeteren. Ook kan aan een goed dag- en nachtritme gewerkt worden en daarmee aan dagstructuur en daginvulling. Daarmee verwacht de verzekeringsarts bezwaar en beroep verbetering van het functioneren, waaronder ook medisch gezien het ontwikkelen van basale werknemersvaardigheden en daarmee het ontwikkelen van arbeidsvermogen. Daarom acht zij eiseres in de toekomst tot werk in staat in een veilige werkomgeving, zoals kan worden geboden onder beschut werk.
Hiermee voldoet de onderbouwing van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de vereisten zoals onder 6. genoemd. Eiseres heeft ook niet medisch onderbouwd dat niet aannemelijk is dat zij nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
8. De rechtbank merkt hierbij nog op dat in het geval de behandelingen zijn gestart en daaruit achteraf bezien blijkt dat de behandeling niet tot verbetering gaat leiden, eiseres ook een nieuw verzoek kan indienen om alsnog als jonggehandicapte te worden aangemerkt. [2]

Conclusie

9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv voldoende onderbouwd dat eiseres op haar 18e verjaardag niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat het ontbreken van arbeidsvermogen op dat moment niet duurzaam is. Het Uwv heeft daarom de aanvraag voor een Wajong-uitkering terecht afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 2 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018
2.Artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong bied die mogelijkheid. Zie ook CRvB van 8 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1420