In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [voornaam van minderjarige]. De moeder, wonende te [woonplaats 2], heeft op 16 juli 2021 een verzoekschrift ingediend, dat op 19 juli 2021 bij de griffie is ontvangen. De moeder verzocht om [voornaam van minderjarige] onder toezicht te stellen van een door de rechtbank aan te wijzen gecertificeerde instelling. De vader, aangeduid als [naam belanghebbende], heeft een zorgregeling met de moeder en [voornaam van minderjarige] woont bij de moeder.
De kinderrechter heeft de moeder niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek. De reden hiervoor is dat de moeder niet heeft aangetoond dat de Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte was gesteld van de feiten en omstandigheden die zij aanvoerde, noch dat de Raad had besloten geen verzoek tot ondertoezichtstelling in te dienen. Bovendien heeft de moeder niet aangetoond dat [voornaam van minderjarige] in haar ontwikkeling wordt bedreigd, waardoor zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
De beschikking is ondertekend door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, en griffier I. Stooker. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak, met tussenkomst van een advocaat, bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.